Recensie: Jonathan Franzen – De kunst van het alleenzijn
De onderstaande recensie komt uit 2003.
Pak slaag
How to Be Alone heette dit essayboek van de Amerikaanse bestsellerauteur Jonathan Franzen en het is nu vertaald als De kunst van het alleenzijn. De titel van de bundel probeert mij van tevoren al een sterk gevoel van betrokkenheid bij deze blijkbaar ongelooflijk eenzame en verdrietige schrijver aan te praten. Misschien was als titel toch nog geschikter geweest: Een walm van zelfmedelijden. Want de essays gaan in hoofdzaak over een zielige schrijver die het liefst alleen wil zijn, maar door de boze buitenwereld gedwongen wordt zich tot het plebs te verlagen.
Franzen vindt zo ongeveer alles in zijn schrijversbestaan tegenvallen. Hij voert bijvoorbeeld in de essays ‘Wat kan het schelen’ en ‘Straatjutten’ veel bezwaren aan tegen de toenemende oppervlakkigheid van lezers en schetst een zeer zwartgallig beeld van de ondergang van literatuur.
Het is heilzaam jezelf geen maagzweer of migraine meer te bezorgen met het verrichten van veeleisend werk waarmee je misschien een paar van je gekwelde lotgenoten plezier doet, maar dat voor het overige bij pseudo-lezers alleen maar onbehagen of regelrechte wrevel wekt.
Wat een zelfmedelijdend geklets. Alsof schrijven alleen een zelfkwelling is. En dan dat dedain over lezers. Franzen verdient een flink pak slaag. Hij acht zichzelf blijkbaar verre verheven boven de oppervlakkigheid van lezers en het pseudo-gedoe rondom schrijvers. Franzen als de zielige, onderdrukte intellectueel, je moet maar durven dit te schrijven en het nog menen ook, al geef ik toe dat ik er ook daverend om gelachen heb.
Hij heeft de neiging niet alleen zwaar op de hand te kankeren over de geringe belangstelling voor alles wat met lezen en schrijven te maken heeft, maar schetst tevens in schrille kleuren de teloorgang van de Grote Amerikaanse Sociale Roman. Ook dat is volkomen uit de lucht gegrepen: juist de laatste decennia bloeit de Amerikaanse roman als nooit tevoren. Neem bijvoorbeeld een jonge schrijver als William T. Vollmann, die al jaren aan een reeks romans werkt over de geschiedenis van de Amerikaanse samenleving, met een boek als Fathers and Crows over de eerste veroveraars, en recent nog het vuistdikke The Royal Family over prostitutie.
En dan heb je David Foster Wallace met bijvoorbeeld Infinite Jest, over onder andere drugs en proftennis. En ook nog de zeer jeugdige Amerikaan Michael Chabon, die een paar jaar geleden de Pulitzerprijs won met zijn prachtige en geestige The Amazing Adventures of Kavalier & Clay, waarin hij een schitterend beeld van Amerikaanse striptekenaars neerzette.
Het ergert me toenemend dat Franzen deze evident grote sociale romanschrijvers, ook nog zijn generatiegenoten, niet noemt. Waarom niet? Vindt hij het prutsers? Maar dan krijgt zijn gejammer over het ontbreken van de Grote Amerikaanse Roman helemaal iets pijnlijks en kleinzieligs. Laat hem in een vlammend betoog uitleggen waarom ze niet kunnen schrijven en de hele handel onderuit halen. Nu kun je zijn geween en geweeklaag rustig naast je neerleggen.
Niet lang geleden was Franzen in Amerika ineens voorpaginanieuws omdat Oprah Winfrey een eerdere uitnodiging aan hem voor haar programma ineens introk. Hij had extra eisen gesteld. Franzens verongelijkte gemekker was natuurlijk niet van de lucht. Volgens mij had ze volkomen gelijk.
Kees ’t Hart
Jonathan Franzen – De kunst van het alleenzijn. Prometheus, Amsterdam. 310 blz.
Deze recensie verscheen voor het eerst in de Leeuwarder Courant op 14 februari 2003.
De dichter W.H. Auden schijnt ooit gezegd te hebben dat het ideale dichterspubliek bestaat uit knappe personen die met de dichter naar bed willen, belangrijke mensen die de dichter te eten uitnodigen en staatsgeheimen vertellen en mededichters. Het feitelijke publiek van dichters, constateerde hij, bestond uit: vermoeide bibliothecaressen, pukkelige middelbare scholieren en mededichters. In feite schrijven dichters dus alleen voor elkaar. Maar daar klaagde Auden verder niet over.
Toch heel begrijpelijk, wat hij doet is zo rijk en zo af, en dat in een tijd waarin bijna niemand meer leest, en kletsen is nu juist wat hij nooit doet, dat maakt hem zo sterk