Recensie: Jonathan Littell/Antoine d’Agata – Een ongemakkelijke plek
Een ongemakkelijk boek over een ongemakkelijke plek
In 2021 trekt auteur Jonathan Littell samen met Magnum-fotograaf Antoine d’Agata naar Kiev om er onderzoek te doen voor een boek over Babi Jar, de plek waar in september 1941 meer dan 33.000 Joden door de nazi’s werden vermoord. Maar net wanneer Littell in februari 2022 klaar is met zijn manuscript, valt Rusland Oekraïne binnen en moet Littell zijn plannen bijsturen. Met een onwaarschijnlijke oog voor detail verweeft Littell de actualiteit met de geschiedenis. Die geschiedenis herhaalt zich misschien niet helemaal, maar ze rijmt wel vaak, wist Mark Twain al.
Jonathan Littell is vooral bekend van Les Bienveillantes (De welwillenden), een monumentale en veelbesproken roman uit 2006 die zich afspeelt aan het oostfront tijdens de Tweede Wereldoorlog, maar dan gezien vanuit de ogen van een SS-officier. De roman werd een bestseller en won de Prix Goncourt. De naziofficier in De welwillenden komt in 1941 ook in het bezette Oekraïne terecht en is getuige van het bloedbad van Babi Jar (of in het Oekraïens Babyn Yar), de ravijn waar de nazi’s eind september 1941 op enkele dagen tijd meer dan 33.000 Joden vermoordden. Tussen 1941 en 1943 vielen er meer dan 100.000 slachtoffers, vooral Joden.
In opdracht van het Babyn Yar Holocaust Memorial Centre (BYHMC) begint Littell samen met fotograaf Antoine d’Agata aan een beschrijvend boek over Babi Jar. Op 22 februari 2022 is Littell klaar met zijn manuscript. Amper enkele dagen later valt Rusland Oekraïne binnen. Het boek dreigt dus achterhaald te zijn nog voor het gepubliceerd is en daarom gooien Littell en d’Agata het over een andere boeg. Vanuit een ander perspectief verknopen ze het gruwelijke verleden met de bloedige actualiteit.
Babi Jar blijft het vertrekpunt. Littell wil niet zozeer inzoomen op de gruwel van de massaslachtingen tussen 1941 en 1943, maar wel over de manier er nadien met die plek is omgegaan. Dat gaat dan onder meer over het opgraven en verbranden van de lijken bij de naderende komst van het Rode Leger in 1943 en over de poging van de Sovjets om de sporen van Babi Jar uit te wissen door het ravijn met steengruis op te vullen. ‘De herinnering aan Babi Jar ligt ondergronds, net als de resten van de lichamen’, schrijft Littell. Door dat toegedekte en onverwerkte verleden wordt Babi Jar een ongemakkelijke plek, een ‘chaotische niet-plek’, een plek ook waar eerst lange tijd geen enkel herdenkingsmonument stond maar die nu wel bezaaid is met ‘een warboel van monumenten’.
Littell praat met bewoners, overlevenden, militairen, ooggetuigen, enz… Dat doet hij ook in Boetsja, waar het Russische leger in maart 2022 honderden burgers heeft gedood in de slag om Kiev. Boetsja, gelegen buiten de hoofdstad Kiev en ‘ver van blikken die zwaar zouden kunnen drukken’, werd in sneltempo ‘getransformeerd in een lijkenhuis’, aldus Littell. De beelden van Boetsja na de massamoord gingen de wereld rond. Maar wanneer Littell en d’Agata er een maand later aankomen, zijn alle fysieke sporen al verwijderd. ‘Nu al, een maand later, was alles ondergronds, verborgen, bijna uitgewist. Opgevouwen onder een normaliteit die desondanks niet normaal kon zijn’.
Littell probeert toch de bloedige gebeurtenissen van Boetsja te reconstrueren door feiten en getuigenissen te verzamelen. Wat volgt is een paginalange opsomming van huiveringwekkende verhalen. ‘Hier zou ik kunnen stoppen, maar ik stop hier niet’, verzucht hij en trekt verder naar het dorpje Motyzjyn. Daar tekent hij het ijzingwekkende op van dominee Oleh Bondarenko, die door de Russische troepen gefolterd werd en onder meer 48 uur in een krappe betonnen buis werd opgesloten.
Op een bepaald moment geeft Littell toe dat zijn hoofd gaat ‘duizelen’ bij alle gruwel en verschrikkingen.
Als ik me probeer voor te stellen hoe een man een andere man tot stervens toe foltert, hem dan laat liggen zonder hem zelfs nog maar het genadeschot te geven, om zich tegoed te gaan doen aan sla met mayonaise en schuine grappen uit te wisselen met zijn kameraden, dan bevangt me een duizeling, dan sta ik voor een zwart gat in mijn denken, een gat dat wordt afgegrensd door een ondoordringbare horizon van gebeurtenissen, in de buurt waarvan elk idee een rode kleur krijgt om vervolgens te verdwijnen, voorgoed te worden opgeslokt.
Daar stopt het niet. Het ‘zwarte gat’ in het denken wordt namelijk nog zwarter wanneer Littell op zoek gaat naar een verklaring voor die gruweldaden en dan moet vaststellen dat de daden in Babi Jar, Boetsja of Motyzjyn niet begaan zijn door getraumatiseerde of psychotische individuen. ‘Nee, het zijn normale mensen die dit hebben gedaan. […] Het zijn gewone mensen, mensen zoals u en ik’, klinkt het met een echo naar Hannah Arendt.
Littell vraagt wel wat van de lezer. Naast de 222 afzonderlijke stukjes met bijzonder veel oog voor detail, zijn er bijvoorbeld ook de 182 voetnoten. Die detaildrift kan sommige lezers misschien kopje-onder duwen. Maar in interviews heeft Littell al wel uitgelegd dat die details, bijvoorbeeld het vermelden van alle namen, belangrijk is bij het herinneren van de gebeurtenissen.
Maarten De Rijk
Jonathan Littell/Antoine d’Agata – Een ongemakkelijke plek. Vertaald door Jeanne Holierhoek. De Arbeiderspers, Amsterdam-Antwerpen, 350 blz. € 26,90.