Recensie: Nyk de Vries – De Baptisten
Bassen als een beest bij de baptisten
De Baptisten is een coming-of-age-roman waarin een man terugblikt op de jaren waarin hij als jongen van het Friese platteland met vrienden van school en kerk een band vormde. De band bestaat zo’n vijf jaar, beleeft hoogtepunten als het opnemen van het materiaal en het winnen van concoursen, maar ook dieptepunten wanneer de jongens volwassen worden en uit elkaar groeien. Daarbij speelt de vraag tot in hoeverre zij nog bij elkaar passen, of ze wel dezelfde doelen in het leven en met de band hebben, wanneer ze bij het volwassen worden meer of minder voor de kerk kiezen – die zich het beste laat omschrijven als een evangelische kerk.
De terugblik op alle avonturen met de band worden in erg losse samenhang beschreven, waarbij de lezer soms goed moet opletten om nog iets van een chronologie erin te herkennen. Zo denkt de ik-verteller Marten op weg naar de verjaardag van de drummer aan de verjaardag van dezelfde drummer een jaar eerder, die erg gezellig was omdat iedereen opgewonden was over een muziekconcours ‘drie dagen eerder’, waarvoor bassist Wytze ‘na de zomervakantie’ een oproep in de krant had zien staan. Soms fietsen daar ook nog anachronismen tussendoor, zoals de OV-studentenkaart waarnaar in de roman in 1989 wordt verwezen als een week- of weekendkaart, terwijl de OV-studentenkaart pas in 1991 werd ingevoerd voor alle dagen en pas in 1994 beperkt werd tot week of weekend. Natuurlijk mag een verteller de realiteit negeren, maar in andere opzichten wordt juist wel een zeitgeist opgeroepen van muziek, bands als U2 en Claw Boys Claw, en de ontwikkeling van de evangelische kerk, bijvoorbeeld.
De fragmentarische terugblik op de jeugd vanuit ik-perspectief wordt afgewisseld met een ‘jij’ in het heden. Marten is nu vader en gaat met zijn zoon mee naar een speelafspraak bij een Marokkaans gezin en die ontmoeting roept herinneringen op. De vertelvorm met ‘je’, waarbij de ‘je’ geen aangesproken tweede persoon is, maar dezelfde Marten, is waarschijnlijk bedoeld om een zekere afstand te creëren, een soort buiten het lichaam treden. Marten is wel vaker buiten zichzelf, zowel wanneer hij als een maniak op het podium staat als wanneer hij verdwaalt in allerlei beschouwingen. Bij de Marokkaanse oma gebeurt dat dus ook, al vond ik de invulling van dat contact nogal mager en daardoor is het niet echt invoelbaar waarom het hem zo raakt.
Net als in andere onderdelen van de roman gebeurt er namelijk te veel in het hoofd van de verteller, en te weinig wordt duidelijk in echte gebeurtenissen. De bijpersonen blijven vaak types, figuranten, vele krijgen alleen een bijnaam: de rotjongen, de gitaarman, de schoolvriend, de hardrocker. De vrienden drukken zich herhaaldelijk in dezelfde termen uit, zoals de belangrijkste vriend Wytse, die steeds weer zin heeft ‘als een beest te bassen’. Hoewel de vader-zoonrelatie wel aanleiding is voor allerlei beschouwingen – lijkt de hoofdpersoon op zijn vader, die vaak erg stil is, maar dan plots erg woedend wordt? – worden die niet in specifieke gebeurtenissen of confrontaties tussen vader en zoon uitgewerkt.
Misschien is dat omdat in retrospectief vooral de vriendschap met Wytse vormend is voor Marten. Er zit een teergevoeligheid in de hoofdpersoon, die bijvoorbeeld blijkt wanneer Wytse verkering heeft en dat na (slechts!) een week vertelt: ‘Waarom had hij er de hele periode niks over verteld?’ Zelfs de geloofsbeleving van Marten is daardoor gekleurd: wanneer Wytse uit de band stapt, stapt Marten pas definitief uit de kerk, hoewel hij tot die tijd toch elke zondag naar de diensten bleef gaan. Hoewel de titel suggereert dat het geloof in deze roman erg belangrijk is, is het dat dus vooral als motor achter de vriendengroep: ze komen erdoor bij elkaar, maar vallen ook uit elkaar doordat de één wel, de ander niet in de kerk blijft. Marten spreekt soms over de beperkingen van het geloof, maar concreter dan niet optreden op zondag wordt het niet; op een zeker moment gebruikt hij het woord afkeer, maar het is onduidelijk waar hij precies een afkeer van heeft.
De roman heeft naar mijn smaak te veel vaagheden voor een overtuigende coming of age; als lezer zoek je te vaak naar de samenhang in het geheel. Erg literair en vernieuwend is deze verzameling jeugdherinneringen ook niet. Onder lezers die zich daar niet aan storen, zullen er vast zijn die zich herkennen in de introverte, gevoelige en wat wereldvreemde Marten.
Michelle van Dijk
Nyk de Vries – De Baptisten. De Arbeiderspers, Amsterdam. 344 blz. €24,99.