Recensie: Arnold Zweig – De bijl van Wandsbek
Een bijl, een beul en een moreel vacuüm
Hamburg, 1937. Hitler is volop bezig Duitsland weer groot te maken en laat intussen openstaande rekeningen vereffenen met linkse tegenstanders van voor 1933. Waarom zitten dan nog steeds die vier terdoodveroordeelden in een Hamburgse gevangenis? Die hadden toch al lang geëxecuteerd moeten zijn? Het zijn nota bene rooien en eentje is joods bovendien. Is de Hamburgse beul ziek? Zoek dan een vervanger en laat je niet hinderen door formaliteiten en wettelijke procedures! Een nationaalsocialist doet! En als het de Führer behaagt met verdubbelde energie!
Footh, een Hamburgse reder, nazi en SS’er, weet raad: Albert Teetjen, een kameraad-soldaat van hem van ’14 – ’18, die ook bij de SS is gegaan, heeft dringend geld nodig om zijn nerinkje voor de ondergang te behoeden. Teetjen drijft samen met zijn vrouw Stine een slagerij in Wandsbek, een voorstad van Hamburg. Wie een koe kan slachten en karbonades kan hakken, kan toch zeker ook zonder knoeien mensenkoppen van rompen scheiden? Is die viervoudige onthoofding niet net een mooi, goed betaald klusje voor hem? Teetjen aarzelt, maar hij kan het geld niet missen en op voorwaarde van geheimhouding gaat hij akkoord. Met een grote bijl van vlijmscherp Sheffieldstaal, een erfstuk van zijn vader, zal hij de doodvonnissen voltrekken.
Teetjen is een fictief personage, maar de geïmproviseerde onthoofding van vier mannen heeft werkelijk plaatsgevonden. De gelauwerde Duitse romanauteur Arnold Zweig (1887 – 1986) las erover in een krantenbericht en nam die als uitgangspunt voor zijn vuistdikke roman De bijl van Wandsbek. Zweig was in 1934 uitgeweken naar Palestina en begon daar in 1939 aan deze roman, die in 1943 in het Hebreeuws verscheen. Eind 1947 pas zou het Duitse origineel in Duitsland verschijnen.
De bijl van Wandsbek is een meesterlijke roman. Zweig beoogde niets minder dan een beeld scheppen van de sociale en morele textuur van Nazi-Duitsland. Al die gewone mannen en vrouwen, die zich aanpassen omdat dat het enige is wat je kunt doen als je geen risico wilt lopen, maar ook omdat ze best trots zijn op de successen die Hitler boekt met zijn brutale machtspolitiek; de kleine en de grote profiteurs van de confiscaties van joodse bezittingen; de kleine middenstanders, gepaaid met de belofte dat de grote ‘joodse’ warenhuizen gesloten zouden worden; de verklikkers; de corrupte carrière-nazi’s; de revanchistische veteranenclubs; de mismaakten die moeten vrezen niet langer getolereerd te worden omdat het Reich zich geen blokken aan het been wil veroorloven; het voorzichtige, stille verzet, Zweig is erin geslaagd al die personages én het sociale weefsel van hun Duitsland overtuigend te verbeelden, intussen alle touwtjes van het breed uitwaaierende verhaal in handen houdend.
De tientallen personages die hij opvoert zijn allemaal ‘echt’, dat wil zeggen: mensen met goede, minder goede en slechte kanten. Slager Teetjen mag dan een SS’er zijn en een beul worden, het palet waarmee Zweig het portret van hem en zijn vrouw Stine schildert bevat veel warme kleuren. Gevangenisdirecteur Koldewey neigt steeds meer naar ‘de goede kant’, maar lijkt er geen moeite mee hebben dat zijn vrijgevochten dochter Annette amoureuze betrekkingen onderhoudt met Footh, de jonge Hamburgse reder-ondernemer die in de immorele nazi-heerschappij de sleutel tot succes heeft gevonden. De intelligente Tom Barfrey, mismaakt geboren en door zijn moeder daarom zoveel mogelijk aan het zicht van de buitenwereld onttrokken op een zolder nabij Teetjens slagerij, doorziet haarscherp de ware aard van het Hitlerisme. Hij is verliefd op Stine, die zich daar graag door laat strelen, maar zonder zich aan hem te geven. Tom is echter ook degene die, als hij achter Teetjens geheim komt, de slagerij en daarmee het echtpaar Teetjen naar de afgrond duwt.
Zweig ruimt een bijzondere plek in voor een boek, dat Koldewey verwerft uit de nalatenschap van een van de terechtgestelden, de joodse boekhandelaar Mengers. Het betreft Memoires van een zenuwzieke, geschreven door (Daniel) Paul Schrebers, die eind negentiende eeuw carrière maakte als jurist en hoge rechter. Hij leed aan wat anno nu paranoïde schizofrenie genoemd zou worden. Aan Schrebers en zijn boek is niks fictiefs, wat Zweig benadrukt door ook de auteur van het voorwoord te noemen: Sigmund Freud. Zweig was overigens met Freud bevriend. In wat Schrebers schrijft over zijn ziektebeeld en over wat hem dreef tijdens hallucinante, psychotische episoden herkent Koldewey frappante overeenkomsten met wat hij waarneemt bij Adolf Hitler!
Zweig voltooide De bijl van Wandsbek in 1943. Hij moet het grootste deel dus geschreven hebben in een periode dat de Wehrmacht het ene succes aan het andere reeg en Nazi-Duitsland al menige Europese staat aan zich had onderworpen. De handeling van de roman voltrekt zich in 1937 en 1938, jaren waarin Duitsland triomfen viert, maar nog zonder daar oorlogsgeweld bij te (hoeven) gebruiken: met name de Anschluss van Oostenrijk en de bezetting van Sudetenland. Via het personage Koldewey en anderen die hun kritische gedachten weliswaar niet uitspreken, maar ook niet onderdrukken, laat Zweig merken dat hij er niet aan twijfelt dat Hitlers Duitsland naar een afgrond marcheert van destructie, inclusief zelfdestructie.
De bijl van Wandsbek was in Duitsland eind jaren 1940 niet het succes waar Zweig op gehoopt en gerekend had. De verklaring voor de lauwe ontvangst ligt voor de hand: zo kort na de oorlog, de totale (zelf-)destructie en de miljoenenvoudige massamoord op joden, roma, sinti, homoseksuelen en geestelijk en lichamelijk gehandicapten was vooruitkijken voor de meeste Duitsers de boodschap. Terugkijken betekende ook jezelf confronteren met lastige vragen over je eigen verantwoordelijkheid. In het algemeen is dat al iets wat mensen graag vermijden, maar met dit verleden was het voor velen misschien een te zware morele opgave.
Zweig portretteert in De bijl van Wandsbek een Duitse samenleving waarin de verleiding om mee te doen met de nazi’s groot was en niet meedoen riskant kon zijn. En dus deed bijna iedereen mee, want ook Duitsers is nu eenmaal niets menselijks vreemd. Dat erkennen op het niveau van een generalisatie is één, de eigen, individuele verantwoordelijkheid onder ogen zien wat anders. Daarvoor moest eerst het verleden op afstand worden gezet, of misschien zelfs gewacht worden op een volgende generatie.
De bijl van Wandsbek is een conventionele roman: Zweig was niet van de experimenten. Realisme kenmerkt deze en andere romans van Zweig. Maar dergelijke kwalificaties zijn eigenlijk niet belangrijk. Waar het om gaat is dat De bijl van Wandsbek van begin tot eind boeit en tot denken aanzet over morele dilemma’s.
Hans van der Heijde
Arnold Zweig – De bijl van Wandsbek. Vertaling Jantsje Post en Michel Bolwerk. Cossee, Amsterdam. 640 blz. € 49,99.