Recensie: César Aira – De naaister en de wind
In Patagonië
Het is vast Hollandse kleinburgerlijkheid, maar ik heb ‘magisch realisme’ altijd een rare term gevonden. Maar goed, bij rare boeken past een rare term, en De naaister en de wind (La costurera y el viento) is zeker een raar boek. César Aira serveert het avontuur van Delia, die haar zoekgeraakte zoontje achterna reist – alleen is haar zoontje helemaal niet zoek – naar Patagonië, en op haar beurt gevolgd wordt door haar man, de bruid wier jurk ze aan het maken is en een blauw Monster. Dan komt de wind en maakt haar het hof, want – ja, waarom eigenlijk? Ik zal hieronder nog een poging doen het uit te leggen, maar dat is lastig bij een – in Aira’s eigen woorden – opeenhoping van onzinnige elementen overgoten met een laag gezemel (oké, deels mijn woorden). Het geheel zal bedoeld zijn als slapstick, maar ik kon weinig lachen om een vrachtwagenchauffeur die een slapende vrouw verkracht en tot zijn schrik een lichtgevende harige foetus uit haar trekt.
U merkt, lezer, dat ik nogal aanwezig ben in deze recensie. Niet half zoveel als Aira, die zijn verhaal bij voortduring onderbreekt voor mededelingen over zijn schrijfproces. Dat kan iets moois opleveren. Men denke aan In Nederland, waarin Nooteboom een sprookjesversie van ons systeemplafondland gebruikt om na te denken over de rol en regels van sprookjes. Maar dat was in de jaren tachtig, De naaister en de wind verscheen in ‘91, en inmiddels gaat het in elk essay over de redactionele dilemma’s van de essayist, in elke podcast over de kunst van het podcasts maken. Meta gaat aan zijn succes ten onder.
Wat gaat er dan door Aira heen bij het schrijven? Hij weidt bladzijden uit over het feit dat de kelner zijn kant niet opkijkt als hij wil betalen, zoals ik nu aankondig dat ik koffie ga zetten. (Dit voorbeeld is een leugen.) Bladzijdenlang dus, maar in elk geval kan ik het volgen. Wat ik niet kan volgen is:
Niet het volume van je stem is van belang maar de plek in het verhaal waar men spreekt; het verhaal heeft hoeken en plooien, kent afstanden, dichtbij en ver weg… Een woord op het juiste moment vermag alles… En waar het vooral om gaat (maar het komt op hetzelfde neer) is wat men zegt, de boodschap; in de structuur van het verhaal zit een zilveren brug, een continuüm, van de stem naar de betekenis, van het lichaam naar de ziel, en uit hoofde van dat continuüm, via die brug, ontwikkelt het verhaal zich…
Aira stelt meermaals dat hij over vergetelheid wil schrijven. Dat komt niet tot uiting in het plot zelf, wel in zijn vertelstem. Hij spreekt zich van de ene op de andere zin tegen, herhaalt zaken en gooit plotlijnen uit en doet vooraankondigingen waar we later niets meer van horen. Alsof hij ons wil doen geloven dat hij gewoon opschrijft wat in hem opkomt, zonder dit nog eens te herlezen. En dat is ook zo! Het is in ieder geval het officiële procedé van de Argentijn, die zo drie boeken per jaar publiceert.
Nu ik dit weet, begrijp ik beter wat me dwarszit aan magisch realisme. Je hebt realistische boeken, zoals je ook realistische schilderijen hebt. Ze zijn mooi, maar voegen weinig toe aan non-fictie of een foto. Dan heb je fictie die een impressie van de werkelijkheid geeft. Een Renoir of zelfs een Van Gogh, die de wereld mooier of boeiender maken dan ze is. Verder is er fictie, fantasy bijvoorbeeld, waarin gerommeld wordt met een paar aspecten van de realiteit maar de handeling navolgbaar is: een Dalí, die je aan het denken zet over ‘wat als’. En tenslotte is er de kunst waarvan scholieren verontwaardigd roepen dat zij het ook kunnen tekenen. Zoals Aira’s Monster: ‘echt vreselijk. Als een abstract schilderij, van Kandinsky.’ Hiermee slaat de schrijver de spijker op z’n kop. Noch de natuur, noch de personages houden zich in zijn geabstraheerde Patagonië aan enige regel. Wat op het ene moment plaatsvindt, zegt niets over het volgende, want het is toch allemaal willekeurig. De naaister en de wind voldoet daarmee niet aan de zowat enige eis die ik nog aan fictie durf te stellen: dat het iets uitmaakt wat er gebeurt.
Dankzij het Kandinsky-monster snap ik nu ook waarom ik me bijna persoonlijk beledigd voel door dit boek. Er zijn natuurlijk zat mensen die wel iets in abstracte kunst zien. Het is de angst dat ik te bekrompen ben om ‘het’ te zien. Heeft De naaister en de wind wel degelijk een bedoeling, een diepere laag? Enfin, zelfs als dat zo is, dan heeft die zo’n zwak verband met het oppervlak dat het niet uitmaakt. Drie strepen op een doek worden ook niet betekenisvol door de titel ‘Overwinning’. Nee, het punt is waarschijnlijk dat abstractekunstminnaars kunnen accepteren dat er geen verdere zin is, en de onzinnigheid omarmen. Kunt u dat, dan wens ik u veel leesplezier.
Tobias Wijvekate
César Aira – De naaister en de wind. Uit het Spaans vertaald door Adri Boon. Koppernik, Amsterdam. 136 blz. € 22,50.
Droogstoppel leeft.
Het gaat bij Aira vooral om taal. Er is veel goede wereldliteratuur waarbij wat er gebeurt minder belangrijk is dan hoe het wordt verteld, waarbij wat er gebeurt zelfs niet belangrijk is. Je daar persoonlijk door beledigd voelen lijkt me wel heel sterk.
“Naast rapporten leest hij ook graag echte fictie.” Dit is ‘echte fictie’ – of ‘fantasie’ zo je wilt, en geen gefictionaliseerde non-fictie zoals heel veel ‘romans’.