Duistere en complexe schoonheid

Djuna Barnes (1892 – 1982) was een Amerikaanse schrijfster en journaliste die met Nachtwoud een modernistische klassieker heeft geschreven. Het boek verschijnt nu in een nieuwe vertaling van Erik Bindervoet. Sinds de oorspronkelijke publicatie in 1936 is er een hele resem van boeken en artikelen verschenen die Nachtwoud verklaren en interpreteren. Nachtwoud is dan ook een complex, duister, doorwrocht en mysterieus boek dat niet volledig te doorgronden is. Er is geen rechtlijnig verhaal, geen duidelijke structuur, geen psychologische ontwikkeling en geen logische opbouw. Barnes houdt van lange, meanderende zinnen, associatieve gedachten met bevreemdende beeldspraak, en diepzinnige ideeën. Ook voor de vertaler, zoals blijkt uit zijn nawoord, is de roman een uitdaging. Het mysterieuze van de nacht wordt weerspiegeld in het raadselachtige taalgebruik.

Het verhaal speelt zich af tijdens de ongrijpbare en omineuze nacht waarin wordt gedronken en gedroomd. De lezer bevindt zich in een milieu van kunstenaars, zwervers, circusartiesten, actrices, travestieten en homoseksuelen – Nachtwoud is dan ook een van de eerste romans waarin homoseksualiteit openlijk beschreven wordt. Het boek speelt zich voornamelijk af op de Rive Gauche van Parijs tijdens de jaren twintig van de vorige eeuw. Er valt te discussiëren over welk personage nu echt centraal staat, maar Robin is de vrouw die opeenvolgende relaties heeft met Felix, Nora en Jenny; met Felix krijgt ze een kind dat ze in de steek laat. Die liefdesrelaties zijn doordrongen van pijn:

Robins afwezigheid werd, naarmate de nacht vorderde, een fysieke verwijdering, onverdraaglijk en onherstelbaar. Zoals een geamputeerde hand niet kan worden verloochend, omdat die een toekomstigheid ervaart waarvan het slachtoffer zijn voorzaat is, zo was Robin een amputatie die Nora niet kon afzweren.

En verder:

Ach ja, – ik heb mijn naaste lief. Als een rotte appel vastgeklonken aan de borst van een rotte appel gaan we samen ten onder, en er wordt ook niet getreuzeld in die verrotting, want als ik zulks bespeur, druk ik de borst nog steviger tegen mij aan, opdat hij net zo snel mag rotten als ik, waaraan hij dringend behoefte heeft tenzij ik zijn noodkreet helemaal verkeerd interpreteer.

Elk personage lijkt de ander te gebruiken om een eigen leegte op te vullen. Robin is bovendien iemand die wordt gekarakteriseerd door al de mensen die ze afstoot. Over Jenny schrijft Barnes:

Niemand kon zich aan haar opdringen, omdat er geen plek was om je op te dringen. Deze tekortkoming maakte haar recalcitrant – zij kon geen deel hebben aan een grote liefde, ze kon er alleen verslag van doen.

De identiteit van Djuna’s figuren is sowieso verzonnen: niemand is wie hij pretendeert te zijn. Daarin gaat Felix erg ver: hij wil af van zijn Joodse identiteit en verzint een nieuwe stamboom gebaseerd op een oud, bijna uitgestorven, Oostenrijks adellijk geslacht; hij komt met een familiewapen waar hij geen recht op heeft en noemt zichzelf Baron. Xandra Schutte wijst er in haar verhelderend nawoord niet enkel op dat meer personages zich adellijke titels aanmeten maar dat iedereen even onkenbaar is. Dokter Matthew O’Connor is ten eerste geen geneesheer maar hij is ook een homoseksueel en travestiet die zich niet thuis voelt in een mannenlichaam. En zo schuilt elk personage achter een masker en zijn ze allen ontworteld en zoekende. Niemand is vrolijk en de eenzaamheid en het verdriet zijn bij iedereen terug te vinden. De nacht is daarvan het symbool. In een van zijn lange monologen zegt ‘de dokter’ dat de nacht van Robin iemand anders maakt en hij waarschuwt:

Het hele samenstel van de schemering is al een verfabelde reconstructie van angst, angst op zijn dieptepunt en met de verkeerde kant boven. Elke dag is uitgedacht en berekend, maar de nacht kent geen voorbedachte rade. De Bijbel liegt op de ene manier, maar de nachtjapon op de andere. De Nacht, ‘Hoedt u voor die donkere deur.’

Nachtwoud is deels gebaseerd op de relatie die Barnes had met de kunstenares Thelma Wood. Barnes woonde tijdens de jaren twintig ook zelf in Parijs. In vele talen werd Nachtwoud reeds bejubeld als een vernieuwende, fascinerende en opwindende roman. Siri Hustvedt las het met ‘de pijnlijke intensiteit van een bezetene’, de vergelijkingen met Joyce zijn talrijk en velen bewonderen het onorthodoxe en intense taalgebruik waarbij regels over vorm en structuur overboord worden gegooid. Voor sommigen is de roman ook een mijlpaal in de feministische en lesbische literatuur. En hoewel het boek erg cerebraal is, moet het toch ook op een poëtische manier gelezen worden omdat de cadans van de taal soms de verstaanbaarheid van de inhoud overstijgt. Nachtwoud heeft echter ook tegenstanders die wijzen op de karikaturale mannenfiguren en die van mening zijn dat het boek zonder het voorwoord van T.S. Eliot niet de status zou hebben die het nu heeft.

Kris Velter

Djuna Barnes – Nachtwoud. Vertaald door Erik Bindervoet. Orlando, Amsterdam. 224 blz. € 24,99.