Recensie: Hans Heesen – Erfgenaam
Zullen we een lijk stelen?
Zutphen, Utrecht, bij een verkeersongeluk om het leven gekomen zussen, verdwijningen, het zijn aspecten van Erfgenaam, de nieuwe kleine roman van Hans Heesen, die we al eerder in zijn werk tegenkwamen. Zoals in het uit 2023 daterende Tenminste voor een bepaalde tijd. Zijn karakteristieke stijl, licht absurdistisch, gekruid met wat zwarte humor en een enigszins onheilspellende toon is ook de geschikte melange voor dit verhaal over een moeilijk grijpbare vriendschap.
Soms heb je een vriend die je nauwelijks ziet, maar van wie je weet dat hij zo maar weer kan opduiken. Niet altijd tot je genoegen. Dat is het geval met de verteller in Erfgenaam, die de wat louche Marcel eind jaren zeventig geld heeft geleend, om het nooit meer terug te krijgen. Van dat gegeven maakt de schimmige kompaan handig gebruik om hem opnieuw, eind jaren negentig, voor zijn karretje te spannen. Hij weet een manier om snel rijk te worden. De verteller kent dat verhaal, Marcel wist altijd wel manieren om snel te cashen, maar er lukte nooit iets. Dat was vroeger al zo:
(…) natuurlijk had Marcel al zijn flair en bravoure op haar losgelaten. Hij pakte haar in met een waanzinnig plan dat hij (althans die indruk wekte hij) ter plekke verzon. Hij zou haar rijk maken. Hoe? Met ‘Vrouwenwater’. Daar gingen we bakken geld mee verdienen. (…) ‘We laten een zwembad vollopen met leidingwater, we laten daar de mooiste meid van Utrecht, Iris hier, naakt in rondzwemmen en we verkopen het vervolgens in flesjes onder de naam ‘Vrouwenwater’.
Maar nu gaat het om het stelen van een lijk om er de nabestaanden mee af te persen. Een lijk is namelijk geen mens meer en als je om de diefstal gepakt zou worden, valt de strafmaat dus ook veel lager uit. Het is immers geen ontvoering. Voor de verteller het weet zit hij al half in het complot. Gelukkig is hij scenarioschrijver en denkt hij in geval van ontmaskering daar op te kunnen wijzen. Het lijk van Charlie Chaplin werd kort na zijn begrafenis eind jaren zeventig ook ontvreemd, weet hij zich te herinneren, dus is zo’n activiteit haast een beetje cultureel verantwoord.
Heesen maakt van het bizarre plan in de slechts 128 bladzijden die deze roman telt een veelzijdig verhaal, waarin de twijfels en bezwaren van de altijd juist heel terughoudende verteller aan bod komen, zijn levensloop, de ervaringen met Marcel, hun beide omgekomen zussen, diens foute vriendjes en andere cafégangers van weleer, de vraag wat vriendschap inhoudt, maar ook de moraal in een breder perspectief. Heesen vlecht alle draadjes subtiel tot een fascinerend netwerk.
Aangaande de moraal denkt de verteller terug aan de dubieuze methoden van zijn glibberige onderwijzer van vroeger, die kinderen lastige dilemma’s voorlegde over een kwartje voor de zending. En hoe er op gereageerd werd door zijn volgzame klasgenootjes, soms al ware deugmensjes:
Ik haatte de school. Ik haatte de onderwijzer die ons een schuldgevoel aanpraatte. Ik haatte het zelfgenoegzame meisje met haar superieure antwoord. Ik haatte het onnozele meisje met haar brave en domme instemmende reactie. Ik haatte mezelf omdat ik me erdoor liet intimideren. Ik haatte de jongen die zich niet liet intimideren en zo mijn zwakte aan het licht bracht. En ik had me voorgenomen voortaan bij kwesties van goed en fout waarbij sprake was van een dubbele moraal, altijd voor ‘fout’ te kiezen. Alleen kon je bij een lijkendiefstal natuurlijk niet zeggen dat er sprake was van een dubbele moraal.
Bij sommige romans is vierhonderd bladzijden nog niet genoeg, bij Heesen volstaan de 128 bladzijden. Niet omdat je er genoeg van hebt, maar omdat alles past en rond is. Dit is werk als een klein culinair genoegen voor fijnproevers: haute cuisine.
André Keikes
Hans Heesen – Erfgenaam. IJzer, Utrecht. 128 blz. €20.