‘Wie denk je dat je bent, zo veelkoppig’

Het is of Margreet Schouwenaar in haar nieuwe bundel Hazenslaap in ieder gedicht met een schepnet door het leven trekt. Elke keer is het net tot de rand toe gevuld, maar nooit op dezelfde manier, terwijl je toch steeds moet constateren: ja, precies, dit is het leven! En vervolgens voel je hoe dat leven je tussen de mazen van de taal ontglipt.

Op de achterflap van de bundel staat dat hazen met open ogen slapen en dus nog alles opmerken. Die toestand past bij deze onophoudelijke stroom van leven:

Het is of haar gedachten steeds een afslag nemen, zoals je ook een haas zwenkend over een pad kan zien vluchten. Soms keer je weer terug naar het hoofdpad, maar vaak ook dwaal je dieper en dieper het bos in. Het is heerlijk om je door de taal te laten meevoeren, omdat het lezen het leven zo op de voet volgt en dat leven zo onvoorspelbaar is.

Je komt langs regels die als persoonlijke herinneringen voelen, zoals in ‘Je bent al zo lang weg’: ‘Mijn lief zag geen grond en verdween bij toverslag. / Twee elfjes bleven. Ze dronken geen schoolmelk / meer en speelden op woensdag met supersoakers / op het gras.’ In een ander gedicht kijk je recht in het gezicht van onze premier: ‘De leegte kiert in het gladgestreken gezicht / van een premier, scheurt een leegstaande krantenkop’. Die afwisseling voelt volkomen natuurlijk. Tegelijkertijd voel je hoe wat er in de wereld gebeurt, een mens niet onberoerd kan laten. Neem je een schep leven, dan zit ook echt alles erin: ‘Wie denk je dat je bent, zo veelkoppig.’

Schouwenaars stijl heb ik al bij een eerdere bespreking van haar werk ‘stromend’ genoemd. Je kunt bijna niet stoppen met lezen omdat de regels door blijven stromen en je van het een in het ander komt. Toch maakt ze niet altijd de zinnen af en juist dat past zo mooi bij de weergave van het leven: handelingen en gedachten lopen in elkaar over, maar worden ook onderbroken:

Omdat er ondanks de volle regels zoveel is weggelaten, kun je zelf nog eindeloos invullen. Je begint, maar je komt zelden ergens aan, en dat maakt niet uit, omdat je onderweg zoveel moois tegenkomt waar je kunt blijven hangen: ‘Je bent een lange laan, een mengelmoes van wegen, een kruispunt, maar een routekaart ontbreekt’. Hoe terloops en willekeurig alles lijkt, de taal is zorgvuldig uitgekozen en op elkaar afgestemd: ritme, klank en betekenis.

De gedichten roepen associaties op, maar ook herkenning van dat overvolle leven dat voorbij dendert. Je kunt overal instappen en voor even in meegaan. Dat geldt ook voor deze bundel. Het is een fijne verzameling om voor even op te pakken en je mee te laten voeren door de mooie regels: ‘In haar duur ik lang, weet ik waar / het licht, het knopje, wie aan mijn bed zat, hoe mijn kind. / Weet ik van dag en jaar en hoe het ging’.

Aan het einde van de bundel staan enkele ontroerende, existentialistische, zeer tekstdichte gedichten, met titels als ‘Nu het leven’ en ‘Uiteindelijk zal ik’ waarin de dichter lijkt te tasten naar wat er in dat overvolle leven nu precies toe doet en hoe je er betekenis aan kunt geven: ‘hoe een leeslint in de dag’ en ‘Alles is voor altijd niets’. Hoezeer ze ook haar letters, woorden, regels, gedichten afvuurt op dat leven, het mysterie blijft intact.

Op het omslag van de bundel prijkt een kosmische nevel, die zich op 5300 lichtjaren van de aarde bevindt: ‘een wolk van gas en stof waar nieuwe sterren worden geboren’. Het is een raadsel waar je naar kijkt en wat je ziet, is eigenlijk al voorbij. Niet anders is het met ons eigen mysterie en dat weet Schouwenaar dan toch maar mooi in Hazenslaap te vangen. Het leven is een voortdurend beginnen, zonder punt:

Dietske Geerlings

Margreet Schouwenaar – Hazenslaap. Uitgeverij P, Leuven. 96 blz. € 19,50.