Column: Herman Stevens – Repliek op Bastiaan Bommeljé
Repliek op Bastiaan Bommeljé
Je kunt het de wet van de boomerang noemen. Iemand klaagt over de verloedering van taal en stijl en dat doet-ie in een stuk dat bol staat van de stijl- en taalfouten, het is alsof de duivel ermee speelt. Bastiaan Bommeljé heeft een bewonderenswaardige staat van dienst als uitgever van Hollands Maandblad, als boekhandelaar en als zwartkijker die al sinds de jaren tachtig van de vorige eeuw geregeld laat weten hoe slecht we ervoor staan. Onze literatuur, ons onderwijs en de algemene cultuur, het wordt allemaal minder en slechter.
Voor de eeuwwisseling was dit een standaardgenre, NRC wilde altijd wel een plekje vrijmaken voor zo’n boutade, mensen lazen dat graag. In deze eeuw klinkt zo’n zelffeliciterende weeklacht over waardeloze schrijvers en leraren die niet kunnen rekenen gewoon ouderwets. Het is het geluid van boomers die het onderwijs in het honderd hebben laten lopen en zich daarvoor op de borst kloppen met hun stukgelezen exemplaar van De avonden. Dat willen we niet meer horen.
Tzum plaatste onlangs een filippica van Bommelje over de ‘gesubsideerde literatuur’ waar van alles aan mankeert. Schrijvers kunnen niet schrijven, redacteuren verstaan hun vak niet en boeken zien er niet meer uit, van binnen en buiten. Het is een stuk dat in 1980 ook had kunnen worden geschreven, want er zijn altijd mensen die denken dat we aan de rand van de afgrond staan. Vroeger was het allemaal beter. En deze keer ligt dat aan het Letterenfonds. Het fonds heeft het te makkelijk gemaakt om een boek te schrijven en te doen uitgeven. De drempel naar de literatuur is te laag.
Dat laatste is absoluut niet het geval. De krimpende lezersmarkt maakt uitgevers voorzichtig en ik ken auteurs die makkelijk een jaar moeten wachten voor hun boek eindelijk de wereld wordt ingestuurd. Wordt er slecht Nederlands geschreven? Zeker. Maar dat heeft niets met subsidie te maken. Vroeger werden er ook slordige boeken geschreven, voor de oorlog net zo goed. De literatuur heeft een bizarre aantrekkingskracht op mensen die niet kunnen schrijven en dat zal altijd zo blijven.
Het is leerzaam eens een kringloopwinkel in te lopen en zomaar een vergeten literair boek uit 1975 te bekijken. Je gelooft je ogen niet wat voor onzin er toen werd uitgegeven. In diezelfde kringloop vind je met een beetje geluk een jaren-zestig exemplaar van Mulisch’ Het stenen bruidsbed, waar op de achterflap trots wordt vermeld dat deze klassieker met dank aan een beurs van het toenmalige ministerie voor Cultuur was geschreven (het Letterenfonds bestond toen nog niet). Toen Mulisch die beurs kreeg was hij nog een jonge hond. Hetzelfde geldt voor Reve’s Op weg naar het einde, een andere mijlpaal in onze literatuur. Al die alpenromans van Vestdijk waren er niet geweest als het ministerie hem niet wat reisbeurzen had gegund.
Zeker, de drempel naar publiceren is vooral op het internet erg laag geworden. Dat laat Bommeljé’s stuk al zien. De verzendknop was al ingedrukt voor de auteur dit stuk over taalverloedering had ontdaan van de evidente tekenen van haast. Dat neemt niet weg dat ik het helemaal eens ben met de Bommeljé’s eindconclusie. Het ligt niet aan het Letterenfonds dat er zo krukkig wordt geschreven in ons land. Het ligt aan het onderwijs, of het gebrek daaraan, en met name aan de gedemoraliseerde staat van de Neerlandistiek.
Herman Stevens

Hoe kan het aan het huidige onderwijs en de neerlandistiek liggen als het vroeger al zo beroerd was, voor de oorlog al?