Recensie: J. Slauerhoff – De Chinaromans
Was de wereld nog maar zo groot
Jan Jacob Slauerhoff was nergens thuis. Was het het reizen dat hem aantrok, of het blijven dat hem afstootte? Hij werd in elk geval zowel aangetrokken als afgestoten door China, ‘het innigste mengsel van hemel en hel dat op aarde bestaat’. Als scheepsarts op de Java-China-Japanlijn deed hij inspiratie op voor gedichten, verhalen, de romans Het verboden rijk en Het leven op aarde, en fragmenten voor een derde. Hein Aalders en Menno Voskuil hebben deze onvoltooide trilogie nu opnieuw uitgegeven als De Chinaromans. Het zijn echte avonturenboeken, vol actie en met een vleugje magisch realisme. En over alles wat Slauerhoffs helden beleven, zweeft de rusteloosheid van het altijd weg, altijd maar verder willen.
Eerste hoofdpersoon in Het verboden rijk is Luiz de Camoës, de edelman die de Portugezen hun nationale epos de Lusiaden schonk. Luiz wordt verscheurd tussen de drang om te reizen en die om te dichten. In de liefde is hij de rivaal van de kroonprins om het hart van Diana. Hij wordt erom verbannen naar Macau. De jonge kolonie wordt verteerd door spanningen; tussen kooplui, soldaten en zendelingen, tussen Portugezen en Chinezen, zowel vijanden als handelspartners, en tussen de gouverneur en zijn half-Chinese dochter Pilar. Die weigert de door hem gekozen echtgenoot, vlucht naar een eilandje voor de kust en stuit daar op een aangespoelde Camoës. Ook deze idylle loopt slecht af en Luiz wordt andermaal verbannen: naar Peking, als deel van een delegatie aan de keizer. Eén voor één komen de soldaten om, tot hij alleen in de woestijn over is.
Ondertussen is een tweede verhaal begonnen; dat van een Ierse marconist (=telegrafist) in de scheepvaart. Hij leidt ‘een bestaan dat geen bestaan is, men voelt zich een soort menselijke paddenstoel als men altijd in een klam stinkend hutje op een uitgesleten bureaustoel in elkaar zit.’ Steeds vervreemder van de wereld om hem heen maakt hij fouten, wordt ontslagen, monstert weer aan. Dan kapen Chinese piraten zijn schip. De bemanning wordt aan land gebracht, de woestijn in gestuurd. Daar zijgt hij op sterven na dood neer tegen een merkpaal met Portugese inscriptie. Wanneer Camoës in de zestiende en de Ier in de twintigste eeuw weer in Macau opduiken, zijn ze op de een of andere manier versmolten.
Moeten we deze metamorfose letterlijk nemen? Net als de visioenen en voorspellingen die de personages begeleiden zou het magie kunnen zijn, of slechts verbeelding. Slauerhoff hoeft zijn lezers niet mee te nemen naar een fantasiewereld. In plaats daarvan maakt hij de grenzen van de bestaande wereld wijder en vager dan de nuchtere Hollandse geest gewend is.
Sowieso heeft Het verboden rijk iets sprookjesachtigs. Neem de geboorte van Camoës’ dichterschap. Hij treft een exemplaar van Homerus in de tuin en wordt tegen zijn zin gegrepen door de poëzie. Het blijkt een list van zijn vader om zijn zwerflust in slaap te wiegen. Luiz is woedend, maar zal voortaan altijd aan zijn Lusiaden blijven schrijven.
Paralellen en contrasten binden de uiteenlopende verhaallijnen samen. Zowel Camoës als de Ier komen in een taifoen terecht. In de verwarring van de drenkeling ziet Luiz Pilar aan voor een Aziatische Diana, voorbode van zijn eigen metamorfose. Diana heeft zich teruggetrokken in het klooster om aan de kroonprins te ontkomen, terwijl Pilars vrijer tevergeefs een klooster uitbrandt op zoek naar zijn bruid, om haar uiteindelijk te vinden dankzij Camoës. Die weigert haar te verraden, maar in zijn poëzie kan hij zich niet bedwingen. De tuinen in zijn verzen zijn ongemerkt op haar schuilplaats gaan lijken. Daarmee is ook de cirkel van het dichterschap rond. Het verboden rijk is een taifoen van ideeën die 150 bladzijden over het papier raast, maar wanneer de wind gaat liggen, is alles op zijn plek gevallen.
Is China in dit deel één meer decor dan onderwerp, dan gaat Het leven op aarde dieper het Rijk van het Midden in. Hoofdpersoon is opnieuw de Ier, nu Cameron geheten. Nog onthechter dan voorheen besluit hij het zeevaardersbestaan op te geven. In Tai Hai (Shanghai?) belandt hij in het opiumhol van de smokkelaar Hsioe, die hem werft voor een geheime missie. Met een bont gezelschap aan lagerwal geraakte westerlingen en Chinezen varen ze door het overstromingsgebied van de Yang Tse om boeren voor een zak rijst van hun laatste bezittingen af te helpen. Hun echte bestemming is echter Tsjong King (Chongqing). De trotse stad heeft na lang aarzelen westerse wapens besteld. Na aankomst houdt ze de leveranciers als gast of gijzelaar vast. Marconist Cameron krijgt de opdracht om daar diep in het binnenland een radio te vervaardigen. Falen betekent uiteraard de dood, en de wantrouwige priesterkaste brengt hem liefst ook om als zijn westerse toverkunst wél blijkt te werken. Uiteindelijk zijn het echter noch kanonnen, noch de radio die het lot van Tsjong King bezegelen, maar de vondst van petroleum. Cameron is dan alweer verder. De bergen in, naar het Land van de Sneeuw, waar hij leeft in een roes van verlossing of opium.
Een ontdekkingsreis door China als spirituele zoektocht. Slauerhoffs bedoeling is helder. Individueel zijn alle plekken en personages die Cameron tegenkomt ook interessant, maar het is niet altijd duidelijk wat ze bijdragen aan het verhaal. Waar gaat dit naartoe, begon ik mij af te vragen, en zelfs op het einde weet ik het nog niet. Het is alsof de schrijver net zo dwaalde als zijn held, beginnend met een sociaal-realistische blik op de expats in Shanghai, eindigend in de armen van een denkbeeldige Tibetaanse schone.
De wereld van de Chinaromans is keihard. Portugezen en Chinezen zijn allen even meedogenloos. De mannen aan boord bedwelmen zich met drank, opium en de hoop op het volgend bordeelbezoek. China is:
het reusachtige land met zijn oneindige dorre akkers, die de mensen zelf moesten bemesten om wat opbrengst te krijgen, levend dus van hun eigen uitwerpselen; in die akkers de miljoenen graven, de steden waar de overbevolking rondom uitpuilde, waar de etens- en kadaverresten wedijverden met de uitwaseming der zieke levenden; daartussen de grijnzende draken en afgodsbeelden, de wegterende nimmer eindigende ouderdom van dat alles.
Toch klinkt er ook ontzag door voor China’s macht en beschaving, waar elke Europeaan zich slechts nietig bij kan voelen. Dit is dan het meesterschap van deze trilogie: de aarde in al haar lelijkheid laten zien en toch een verlangen opwekken om erin rond te zwerven. China is sinds Slauerhoffs reizen onherkenbaar veranderd. Nu is het Europa dat zich angstig afsluit voor de toekomst. Zowel Oost als West zijn welvarender, vast gelukkiger. De Chinaromans lieten mij tegen beter weten in terugverlangen naar een tijd waarin de wereld zoveel groter was.
Tobias Wijvekate
J. Slauerhoff – De Chinaromans – Het verboden rijk, Het leven op aarde, met fragmenten uit de derde, nooit verschenen roman. Bezorgd door Hein Aalders en Menno Voskuil. Nijgh & Van Ditmar, Amsterdam. 392 blz. € 29,99.
