Recensie: Leo Pleysier – De trousse
De onderstaande recensie verscheen voor het eerst in 2004.
Meesterlijke ode
In de kleine novelle De trousse laat Leo Pleysier de oude Belgische non Roza het verhaal over haar leven vertellen. Ooit werd ze non, waarom komen we niet te weten, ze vertrok naar India om als verpleegster te werken voor ‘de missie’, zoals dat heette en nu herinnert ze zich haar bestaan in het kleine klooster en in het ziekenhuis. En de jammerlijke dood van het hoofd van de afdeling, de briljante chirurg en non Astrid die aan de gevolgen van borstkanker overlijdt.
Ze zorgt ervoor dat Astrid mooi opgebaard kan worden en iedereen respectvol afscheid van haar kan nemen.
Benieuwd als ze allemaal waren kwamen ze op de tippen van hun tenen naderbij om te kijken en om daarna, opgetogen over wat ze te zien hadden gekregen, de rouwkapel weer te verlaten.
Een echte Pleysierzin is dit: heel precies geformuleerd, mooi slingerend langs een hoofdmededeling, ingehouden niet plechtig, maar schijnbaar luchtig en zelfs bijna vrolijk.
Pleysier zet het leven van Roza juist zo scherp in beeld omdat we er zelf vrijwel alles bij moeten bedenken. Niets meldt hij over de omstandigheden waarin ze non werd, vrijwel niets over de verschrikkingen van het verre vreemde en hete India, waar ze ongetwijfeld onder meer dan barre omstandigheden een menswaardig bestaan voor haar patiënten en zichzelf moest zien op te bouwen. Dit zwijgen is de kracht van Pleysiers werk. Hij laat Roza bijna opgewekt en zorgeloos vertellen, ze is vrij van zelfmedelijden of borstklopperij: nuchter en opgewekt zakelijk vertelt ze haar verhaal. Maar ondertussen weet Pleysier bijna ongemerkt de eenzaamheid en de twijfel over haar bestaan zijn zinnen
binnen te schrijven.
Een half jaar nadat ik naar de missie was vertrokken, is mijn moeder gestorven. Het duurde zes weken eer het telegram met het bericht van haar overlijden mij op mijn afgelegen missiepost bereikte.
Zo doet deze schrijver dat: geen gejeremieer, geen gehuil, geen gezeur over de voor- en nadelen van De Missie, laat staan een debat daarover. Hij laat zijn heldin noteren, melden, vaststellen, zonder beklag, maar wel precies genoeg om ons een fraai en indringend kijkje te geven in een wereld waar we niks van af weten.
Prachtig is de scène waarin na lange, lange jaren een achternichtje plotseling voor haar neus staat. Alweer: geen sentimentaliteit, maar opgetogen en tegelijk ingehouden vreugde. ‘Kijk eens aan. Wat een verrassing. Welwelwel toch!’ Zo zegt Roza het en voor dit schijnbaar simpele, dit onooglijke ‘welwelwel toch’ buig ik mijn hoofd diep voor deze schrijver. Om op deze manier een heldin haar grote ontroering onder woorden te laten brengen, dat is grote schrijfkunst. Niet te overtreffen, het zit ’m bij dit boek echt in dit soort details. Een andere schrijver zou het in grote woorden zoeken, in uitleggerij, in familiaal gezwets en gesnater, maar Pleysier weet beter dan wie dan ook dat zijn loflied op deze vrouw het jubelendst kan klinken wanneer hij zijn woorden kiest uit het domein van het stille en het ingehoudene. Dit boek is een meesterwerk.
Kees ’t Hart
Leo Pleysier – De trousse. De Bezige Bij, Amsterdam. 74 blz.
Deze recensie verscheen voor het eerst in de Leeuwarder Courant op 9 april 2004.
