Een kwestie van afstand

Een van de mogelijke beloften van literatuur is dat ze je naar andere werelden kan transporteren. Dat ze je in aanraking kan brengen met mensen die in geen velden of wegen met jou te vergelijken zijn en je daarbij toch, al is het maar voor even, het gevoel kan geven hoe het is om in hun schoenen te staan. Hoe het is om hun huizen te bewonen, door hun straten te lopen, hun levens te leven. Maar als dat mogelijk is, is het tegenovergestelde dat dan ook? Is het mogelijk om door middel van literatuur van een plek vervreemd te raken? Dat de afstand tot de plek en de mensen die het boek probeert op te roepen juist groter wordt in plaats van kleiner?

Zoiets overviel mij toch tijdens het lezen van Witte nachten van de Poolse schrijver Urszula Honek. Nochtans dacht ik de plek die Honek hier probeert te beschrijven al een beetje te kennen. De Lagere Beskiden liggen net iets oostelijker dan het Neder-Silezië waarin veel van het werk van Nobelprijswinnaar Olga Tokarczuk zich afspeelt. Eerder richting de Slowaakse dan de Tsjechische grens, maar, als we deze auteurs mogen geloven, even guur en afgelegen en genadeloos. Bovendien gebruiken beide schrijvers ook nog eens min of meer dezelfde middelen om deze plekken mee op te kenschetsen. In korte, schetsmatige hoofdstukken krijgen we inkijkjes in de levens van hun personages, die gezamenlijk een groter panorama moeten vormen.

Alleen waar Tokarczuk met dit procedé haar personages juist in een bredere wereld plaatst, zoomt Honek juist steeds dichter op ze in. Soms zo dicht dat er eerlijk gezegd niet zoveel meer te zien is. Honek plakt haar vertellers als klittenband tegen de huid van haar personages. Door hun blik bezien we de wereld en hun meest intieme en schaamtevolle gedachten, waarbij de dood telkens weer de boventoon voert. Het levert een lucide en intense stijl op, maar ook een nogal verwarrende. Honek heeft er nogal een handje van om haar vertelklittenband midden in een verhaal van een personage te trekken en op iemand anders te plakken, zonder daarbij aan te geven naar wiens hoofd we nu precies verhuisd zijn. Op zich een interessante literaire ingreep, maar aangezien er in dit korte boekje meer personages geïntroduceerd worden dan in een gemiddelde Russische roman, raakte ik in ieder geval al snel de draad kwijt.

Nu zou ik deze stilistische wederwaardigheden nog als literair vuurwerk kunnen bestempelen, als wat mij verteld wordt even uitzonderlijk zou zijn. Maar alles in Witte nachten komt nu net alledaags, te alledaags op mij over. Alle huizen zijn koud en gammel. Alle mannen bruut of neerslachtig. Alle vrouwen moederlijk of instabiel. Alle dieren verwaarloosd. Alle kinderen bij voorbaat slachtoffer van hun omgeving. De taal en de natuur zijn prachtig, maar wat betekenen die nog als verder alles zo neerslachtig en uitzichtloos is. Wat heb je aan verstilling als er nergens ook maar iets beweegt?

Ik word achterdochtig van dit soort proza. Is het dan echt zo erg daar, in zuidoost Polen? Is er dan echt geen lichtpuntje in de levens van deze mensen te ontdekken? Is er dan echt niemand die boven zichzelf of zijn omgeving uitstijgt? Of op zijn minst een beetje humor om de pijn te verlichten? Ik weet het niet. Ik ben er niet geweest. Ik vertrouw op Honek om de afstand voor mij te overbruggen. Misschien is dat gelukt, maar als dat zo is dan ben ik er met meer vragen dan antwoorden terug vandaan gekomen. Misschien ben ik niet gemaakt voor deze onbarmhartige streek. Misschien zit ik er zelf te warmpjes bij om mij met deze armzalige levens in te laten. Misschien had ik gewoonweg thuis moeten blijven.

Jonathan van der Horst

Urszula Honek – Witte nachten. Uit het Pools vertaald door Charlotte Pothuizen. De Bezige Bij, Amsterdam. 192 blz. € 22,99.