Recensie: Willem Kuipers – De werkplaats
Deze recensie van De werkplaats werd voor het eerst gepubliceerd in 2004.
Mythische smederij
Willem Kuipers was jaren journalist bij de Volkskrant, hij schreef kritieken, beschouwingen over literatuur en hield een veelgelezen rubriek bij over pas verschenen boeken. Als je boek daarin werd genoemd vond je je als schrijver al een hele Piet. Het bloed kroop waar het niet gaan kon en na zijn vertrek bij de krant schreef hij zelf een roman, die opgevat kan worden als een beeld van een leven.
Kuipers vertelt het verhaal van Wytze Benner die bij ligt te komen van een zware hartaanval en terugblikt op zijn leven. Echt autobiografisch is het boek niet, maar er zitten ten wel elementen in die te maken hebben met Kuipers’ achtergrond: de held komt net als de schrijver uit Utrecht en hij gaat bij de krant werken eerst nog als leerling journalist in Utrecht, maar later bij ‘een ochtendkrant’ in Amsterdam.
Centraal in de geschiedenis van de enigszins benarde held staat de verhouding tot zijn vader en moeder. Zijn vader noemt hij consequent ‘baas’, omdat hij hem vanaf zijn vroegste jeugd meemaakte als baas van een smederij. Hij bewondert deze man maar tegelijkertijd probeert hij zich aan zijn gezag en overheersing te onttrekken. Van zijn moeder gaat een verwarrende aantrekkingskracht uit die hij nooit goed weet te verklaren of te beheersen, misschien is zij de grote kracht in zijn leven.
En daartussen in tussen zijn vader en moeder staat de werkplaats uiteraard symbool van maatschappelijke verhoudingen, waar gebouwd wordt, gezweet, gevloekt en waar de prachtigste dingen gemaakt worden. Kuipers geeft in het begin van zijn boek mooie beschrijvingen van deze bijna mythische smederij, waarbij hij vooral de handelingen van de arbeiders, de geur, het geluid scherp in
woorden vastlegt.
Kuipers beschrijft uitvoerig, vanuit de visie van het jongetje Wytze, hoe de Tweede Wereldoorlog uitwerkt op een Utrechts gezin waarvan de moeder nota bene een Duitse is. Hier is Kuipers op zijn best, Wanneer hij de verwarringen beschrijft waaraan dit jongetje bloot staat, gaat deze roman leven en wordt een bestaan tastbaar en voelbaar. Ook de seksuele ontwikkeling van de held krijgt bij Kuipers een mooie en verbaasde beschrijving, vooral omdat hij niet uitlegt maar de zaken in beelden en belevenissen weet te vatten. Bovendien probeert hij een al te journalistieke verteltrant te vermijden. Verbazing dat is de bron van dit geslaagde boek. Verbazing, en aandacht voor het platvloerse en biologische van een mensenleven: kotsen, poepen, pissen, neuken. Dit maakt zijn boek sterk.
Tegen het einde wil Kuipers ook de ontwikkeling van zijn held tot jonge man en journalist beschrijven. Ik snap dat wel en voor de ontwikkeling van de verhaallijn is dit verdedigbaar, maar een bezwaar is dat de oudere Wytze steeds meer over zijn handelen begint te reflecteren. Kuipers wil te veel verklaren en grijpt nu te vaak de gelegenheid aan allerlei niet erg aangrijpende visies over kunst, maatschappij en literatuur door de roman te werken.
De verbazing begon er ook bij mij van af te gaan. Waarom niet alleen dat jongetje geschetst? En zijn verhouding tot ‘de baas’ en die mooie interessante moeder? En de seksuele ontwikkeling van de held? Dat was allemaal al boeiend genoeg. Misschien heeft Kuipers net iets te veel gewild: én het leven van een jongetje én een maatschappelijke visie.
Kees ’t Hart
Willem Kuipers – De werkplaats. Cossee, Amsterdam. 318 blz.
Deze recensie verscheen voor het eerst in de Leeuwarder Courant op 21 mei 2004.
