Rijk aan eenzaamheid

Tijdens de autorit van Leeuwarden naar Leiden steken twee passagiers elkaar de loef af met het citeren van de Bijbel, Shakespeare, Vondel, Goethe, Heine, Nijhoff, Marsman, Gerhardt – en wie al niet meer. Dat moet wel een erudiet gezelschap zijn. Een van de inzittenden was de vermaarde criticus, dichter, schrijver en televisiepresentator Michaël Zeeman (1958–2009). Hij was vooral bekend als literatuurrecensent van de Volkskrant en presentator van het televisieprogramma Zeeman met boeken. Zijn medereiziger was hoogleraar universiteitsgeschiedenis Willem Otterspeer, vooral bekend als biograaf van W.F. Hermans. ‘We konden de rit […] moeiteloos volciteren.’

De heren waren goede vrienden. Nadat ze elkaar in 1984 hadden ontmoet op een borrel van de cultuurredactie van NRC Handelsblad, ontdekten ze elkaars ongeremde boekenliefde en leesverslaving. Otterspeer heeft zich na de dood van Michaël Zeeman in 2009 ontfermd over diens nalatenschap. In de biografie In alles ben ik groot, die is opgedragen aan de weduwe van zijn vriend, doet hij verslag van het veelzijdige, gejaagde en roemruchte leven van Michaël Zeeman. Otterspeer is verstandig genoeg om in te zien dat het schrijven van het levensverhaal van een goede vriend geen garantie is voor een onpartijdig verslag – maar dat wil hij ook niet. ‘Ik heb een agenda,’ noteert hij ergens. ‘Ik ben een bevooroordeelde vriend.’ Aan het begin schrijft hij: ‘Michaël Zeeman was de fascinerendste man die ik gekend heb, veeleisend en veelgevend,’ en daarmee is de toon gezet. Hij heeft het boek vooral geschreven om Zeeman beter te leren kennen. Het is ‘geen poging om zijn donkere kanten te verdoezelen of zijn feilen goed te praten. […] Dit boek is vooral een poging hem te begrijpen.’

‘Michaël Zeeman was van alles en nog wat, maar hij was vooral een romanfiguur,’ meent Otterspeer. Hij probeert hem te karakteriseren aan de hand van de schelmenroman Ontboezemingen van de oplichter Felix Krull van Thomas Mann. Krull is een onbetrouwbare opschepper, aartsleugenaar en charmeur die zich uit benarde situaties weet te redden doordat hij andermans zwakke kanten schaamteloos weet uit te buiten. Maar een schelm is iemand wiens streken en fratsen je vergoelijkt. Door Michaël Zeeman een schelm te noemen, haalt Otterspeer de angel uit het soms boosaardige karakter van zijn vriend.

In de vele conflicten en schandalen die Michaël Zeeman in zijn korte leven heeft meegemaakt, probeert Otterspeer vooral de kant van zijn vriend te belichten. In 1986 werd Zeeman aangeklaagd door de eigenaar van de boekhandel waar hij al jaren werkte, vanwege het verduisteren van boeken. Nu was het gebruikelijk dat Zeeman in natura werd betaald – hij kreeg boeken in plaats van salaris. Er was weinig toezicht op deze schimmige regeling, en het lijkt erop dat Zeeman wel erg gretig zijn boekenkast heeft aangevuld. Het kwam tot een proces waarbij Zeeman uiteindelijk bij gebrek aan bewijs werd vrijgesproken. Otterspeer put zich uit in het benadrukken dat de bedrijfsvoering van deze boekhandel niet deugde, en komt tot een wat dubbelzinnige conclusie: ‘We weten het niet. Hij heeft het niet gedaan. Maar hij heeft het ook niet niet gedaan.’ Terwijl Zeeman zelf in 2000 in een interview met Trouw een bijna-bekentenis deed: ‘Ja, het is goed mogelijk dat de verhouding tussen uren en boeken op een bepaald moment is scheefgezakt – het rare is alleen dat ik het niet meer weet.’ Het citaat wordt door Otterspeer zelf aangehaald.

Over het eerste huwelijk van Michaël Zeeman met een zekere E. blijft Otterspeer wat vaag. E., die niet aan de biografie wilde meewerken, is een bekende vrouw uit het boekenvak. Hun kortstondige huwelijk was onfortuinlijk en gewelddadig. E. heeft aangifte gedaan wegens huiselijk geweld, maar dat vermeldt Otterspeer niet. Wel maakt hij zich druk over de manier waarop anderen, zoals Theo van Gogh, Zeeman hebben zwartgemaakt als een zijn vrouw slaande boekendief.

Ook bij de latere conflicten op de redactie van de Volkskrant – en dat waren er talrijke – wordt beschuldigend gewezen naar collega’s. Hun wordt kinderachtig gedrag verweten, terwijl Zeeman beschikte over e-mails die vermoedelijk door inbraak in de computers van collega’s waren verkregen.

Michaël Zeeman was geen schelm, iemand die aan de poten van de macht knaagt – hij was die gevestigde orde zelf. Hij was een heuse kunstpaus, die beschikte over belangrijke kanalen om zijn opvattingen te ventileren: als chef kunst bij de Volkskrant, als criticus op televisie en als debatleider op tal van culturele manifestaties. Michaël Zeeman kon reputaties maken en breken – en dat laatste deed hij met overgave.

Een omstreden man, met vrienden, maar vooral ook met veel vijanden. ‘Zijn leven was lezen, zijn lezen schrijven, zijn schrijven schandaal.’ Dominant, neerbuigend, zich verhullend in zijn eruditie en boekenkennis. Soms gewelddadig, in woord en gedrag. Maar hij was ook kwetsbaar, aardig en loyaal. Een man met twee gezichten: ‘Aan de ene kant wilde hij geliefd zijn, aan de andere kant keek hij neer op de wereld.’

In alles ben ik groot is fascinerende literatuur. Otterspeer schrijft voortreffelijk, en het is boeiend hoe hij steeds opnieuw het complexe karakter van Zeeman in woorden probeert te vangen. Zoals: ‘Michaël was niet arm aan geld, hij was rijk aan eenzaamheid.’ Soms ontspoort zijn proza en wordt het wat potsierlijk, zoals wanneer hij over het niet al te hoge libido van Zeeman schrijft: ‘Hij had niet de beschikking over een dienstbaar ezeltje dat vrijwel altijd bereid was in draf te gaan.’

Otterspeer is een groot bewonderaar van Michaël Zeemans kennis en belezenheid, die inderdaad indrukwekkend waren. Maar ik denk dat hij Zeeman op een iets te hoog voetstuk heeft geplaatst. Dat is zeer te prijzen voor een goede vriend, maar het doet niet helemaal recht aan Zeemans betekenis als literator. Hij was toch vooral een man van beloftes die niet altijd werden ingelost. Zijn oeuvre was versplinterd, veel van zijn boekideeën liepen spaak. Ontroerend is de anekdote die Otterspeer vertelt over Michaël Zeemans nooit geschreven roman. Toen hij diens archief ordende, vond hij een kartonnen doos met daarin een auteursfoto, het contract voor zijn roman De denksporter, het omslagontwerp en een synopsis.

Maar er was meer. In de dossierdoos zat zo’n honderd vel typepapier, heel mooi, geschept, leeg typepapier. Ik herhaal: leeg. Ik kon, toen ik dat zag, de indruk niet van mij afzetten dat in die lege bladzijden het magische principe van de hoop lag opgetast. […] De torenhoge ambitie van de roman was de pendant van de levensgrote faalangst die het schrijven ervan voorkwam. Die ambitie was het product van zijn talent, die faalangst het resultaat van zijn opvoeding.

Michaël Zeeman was groot in veel, maar niet zo groot als zijn vriend en biograaf Willem Otterspeer ons wil doen geloven. Hij was uiteindelijk niet in staat zijn innerlijke onrust tot bedaren te brengen of deze om te smeden tot een groot literair werk. ‘Een dag bevatte te veel gebeurtenissen, een week te veel vrouwen, een maand te veel werk en een jaar te veel reizen. En natuurlijk was dat teveel de keerzijde van een gapend tekort. Nooit was het genoeg, en vrouwenarmen noch weeldeblijken zouden dit gat kunnen dempen.’ Inderdaad: een man rijk aan eenzaamheid.

Aart Aarsbergen

Willem Otterspeer – In alles ben ik groot. Leven en lezen van Michaël Zeeman. Prometheus, Amsterdam. 334 blz. € 37,50.