De lezer als lifter

In de roman De lifters van Loulou – het tweede boek van journaliste Marilou Nillesen – stapt Juliëtte, de hoofdpersoon, redelijk onbezonnen in haar oude camper en ze rijdt naar Parijs. Op zoek naar, ja, naar wat? Ze wil in ieder geval weg van huis, weg van haar werk waar ze bonje kreeg met haar hoofdredacteur. Hoe fijn is het dan dat ze in Parijs haar oud-docent De Bruyckere tegen het lijf loopt. De hoogleraar is een vat vol kennis en ook op dwaaltocht omdat zijn vrouw overleden is. De ontmoeting had er moeten zijn, anders was er geen verhaal geweest. Soms ligt zo’n toevalligheid er te dik boven op, maar Nillesen laat het min of meer en passant gebeuren en dat werkt. Nadat ze met elkaar op verschillende plekken in de stad afspreken en uitvoerige gesprekken voeren, komen ze op een veiling terecht waar handschriften van Marcel Proust onder de hamer gaan. Daar komen ze in contact met iemand van een leesclub, die ergens buiten Parijs bij elkaar komt om de boeken van Proust te bespreken. Juliëtte en De Bruyckere gaan op zoek naar dit Proust-gezelschap, al is dat niet expliciet het doel van hun tocht.

Nu kan een boek prima zonder een duidelijk plot of een spannende verhaallijn, maar er moet toch wel iets zijn waar de hoofdpersoon achter wil komen, en de lezer met haar. Ik was vooral op zoek naar die lijn, naar het doel van deze twee zielen die aan elkaar zijn overgeleverd en die vooral met elkaar praten. Zou er iets gebeuren tussen die twee, slaat er ergens een vonk over? Waarom rijden ze maar door zonder te weten waarom ze doorrijden? Onderweg wordt er een liftster opgepikt die voor enige spanning zorgt, maar dat is een kort lijntje in het geheel.

Intertekstualiteit is volop aanwezig met verwijzingen naar het werk van Proust en Vermeers Gezicht op Delft. Er wordt veel gefilosofeerd, in de gesprekken tussen Juliëtte en de professor, maar ook in gedachten en overpeinzingen van Juliëtte. Soms is dat interessant, soms zijn het ook wel wat algemeenheden: ‘Alles wat je ziet, reflecteert je eigen leven. Het leert je nederigheid, alles is zo vergankelijk.’

Origineler is de overpeinzing van de professor over het koppelteken: ‘Want ik houd heel erg van het koppelteken, als leesteken dat onderdelen met elkaar verbindt. Maar ik zie het ook als een blauwdruk van mijn leven. Het leven als een soort ruimte tussen twee koppeltekens dat start na dat eerste streepje en in die ruimte daartussen ben je in feite vrij te doen wat je wilt. Of hoe je dat gebruikt. En plots is er dat tweede streepje en dan is jouw verhaal klaar. Maar het grote verhaal, dat gaat gewoon verder.’

Alleen worden hier twee leestekens met elkaar verward. Het eerste is inderdaad het koppelteken, maar het tweede moet het gedachtestreepje of aandachtstreepje zijn. Dat is zelfs langer dan een koppelteken en wordt wel gescheiden door spaties. Het koppelteken niet.

Zo’n toevallige ontmoeting als in het begin wordt nog eens herhaald tegen het einde, wanneer ze op een kerkhof belanden, maar dan ligt het er iets te dik bovenop. Het maakt het verhaal rond, zonder meer, maar als lezer voel je je ook een lifter die in het ongewisse meerijdt met Loulou en de professor in hun verder aangename busje.

Arjen van Meijgaard

Marilou Nillesen – De lifters van Loulou. Elikser, Leeuwarden. 162 blz, € 18,50.