God kijkt altijd mee

In november 2009 kreeg de beginnend journalist Matthias Declercq (1985) opdracht van de Vlaamse krant De Morgen om verslag te doen van een bijzondere moordzaak in het vissersdorp Urk. De veertienjarige Dirk Post was naar het Urker bos gelokt en daar met een groot aantal messteken om het leven gebracht. De jongen werd vermoord omdat de psychotische dader bang was dat Dirk uit de school had geklapt over zijn occulte praktijken.

Matthias Declercq was enige dagen in het dorp om verslag te doen van de moordzaak en raakte gefascineerd door die eigenzinnige gemeenschap waarvan hij tijdens zijn korte verblijf slechts een flard had kunnen zien. Het voormalige eiland Urk, dat sinds de inpoldering van de Zuiderzee onderdeel uitmaakt van de provincie Flevoland, bleef hem intrigeren. ‘Urk hangt als kleefkruid op mijn rug en ik kan er met mijn vingers niet bij.’ Hij besluit het dorp en zijn bevolking beter te leren kennen en woont een half jaar bij een orthodox protestants gezin op kamers. Vandaar gaat hij op zijn vouwfiets op onderzoek uit, waarvan hij in De ontdekking van Urk levendig verslag uitbrengt.

Een deel van zijn speurtocht verraste mij eerlijk gezegd niet zo heel erg omdat daar al vaak over is geschreven. Over de meer dan vijfentwintig kerken in het ‘christelijkste dorp in Nederland’, over de alomtegenwoordige god die in alle aspecten van het leven een rol speelt en over de vele kerkscheuringen. Maar ook over de saamhorigheid die het dorp toont als een schip op zee is gebleven, zoals de garnalenkotter Lummetje, de UK 165, die in de nacht van 28 november 2019 vergaat met twee Urker vissermannen aan boord, Jochem Foppen (41) en Hendrik Jan de Vries (27). De netten van het schip zijn vermoedelijk verstrikt geraakt in een scheepswrak op de zeebodem. ‘De dood is een bijsluiter van de visserij. Je leest de kleine lettertjes wel, maar houdt geen rekening met wat erin staat.’

Als je je houdt aan de conventies, godvrezend bent en op zondag twee keer naar de kerk gaat, behoor je tot de Urker gemeenschap en draag je, wat Declercq noemt, een ‘Urker paspoort’ bij je.

Dat paspoort is ook een soort levensverzekering: als je keurig aan alles blijft voldoen, zal men er in dit dorp altijd voor je zijn. Dat paspoort vat alles samen: je bent in die familie geboren, hebt nu die vrouw, hebt zoveel kinderen, gaat naar die kerk en je vaart op dat schip. Helder. Je bent een Urker. Je hebt een Urker. En je maakt Urkers.

Maar als je aan het keurslijf van de sociale controle wilt ontsnappen, betaal je daarvoor een hoge prijs. Anders zijn – ongelovig, homoseksueel – wordt niet getolereerd. ‘Dit dorp is onwrikbaar als beton. Gij zult niet dit. En gij zult niet dat.’ Een jonge vrouw die in haar jeugd door haar vader, een ouderling van een strenge kerk, is misbruikt, wordt door haar ouders gekapitteld omdat ze de affaire niet achter zich kan laten. Voor de kerk ontkent de ouderling alles en de kerkenraad onderneemt geen enkele actie. Zijn wangedrag wordt toegedekt, de dochter wordt geofferd voor de lieve vrede.

Het boeiendst wordt het boek wanneer Matthias Declercq zijn aandacht verlegt naar het industriegebied ten zuiden het dorp. De plek is in het weekend het toevluchtsoord voor de vaak losgeslagen jeugd, die zich hier overgeeft aan alles wat god verboden heeft. Urk telt veel jongeren, de bevolking van zo’n 21.000 zielen bestaat voor bijna de helft uit mensen die jonger zijn dan vierentwintig jaar. Ze onttrekken zich aan het toezicht van hun ouders, die hun wangedrag met de mantel der liefde bedekken om de status quo in het dorp niet in gevaar te brengen. De jeugd leeft in een andere wereld met illegale bars en cafés waar ongegeneerd wordt gezopen en veel drugs worden gebruikt. Van xtc-pilletjes tot eindeloze lijntjes coke. Het weekendleven is een uitlaatklep voor het ingesnoerde bestaan in de rest van de week.

Nergens is het verschil tussen de daad en het Woord groter dan in die wereld. Daar, op het Urker industrieterrein, kan werkelijk alles. De zogenaamde uitwassen van de moderne wereld zijn er doorgedrongen tot de vezels van ’s lands meest godvrezende en antieke dorp.

Maar ook overdag contrasteert het industrieterrein in alles met het bijna folkloristische leven in het oude dorp. Hier bevindt zich een oneindige wereld van vishandel en van visverwerking, vaak uitgevoerd door Oost-Europese werknemers die niet de orthodox-protestantse god dienen. Over de hele wereld wordt vis verhandeld die hier wordt verwerkt en weer verder wordt getransporteerd. Van Japan, IJsland, Nieuw-Zeeland, Chili, Verenigde Staten tot Tanzania en Oeganda. Jaarlijks verlaten zo’n twintigduizend vrachtwagens met vis het industrieterrein. ‘Dit Urk is een reusachtige diepvries,’ een ‘volledig geïndustrialiseerde vishub.’

Gaat het over geloof en over principes, dan is Urk het kleinst mogelijke eiland […], maar gaat het over geld en business, dan is de wereld niet groot genoeg en tolt die als een basketbal op de vingers van het dorp.

Matthias Declercq heeft een fascinerend boek geschreven over de vele kanten van dit eigenzinnige en gesloten Bijbeldorp. Hij formuleert fraai en beeldrijk en voert de lezer soepel door de vissersgemeenschap. Onbevooroordeeld en nieuwsgierig heeft hij het vertrouwen van veel Urkers gewonnen die, al dan niet anoniem, graag hun verhaal doen. Ook als het over moeilijke onderwerpen gaat als visfraude, cocaïnesmokkel per kotter, vandalisme, xenofobie, incest of inteelt. Declercq was tijdens zijn onderzoek als een vlieg aan de wand, hij trok met iedereen op (voer zelf een week mee op een kotter) en kwam overal binnen. Zijn werkwijze lijkt op die van documentairemaker Louis Theroux, die door zijn niet-oordelende en wat schlemielige opstelling vaak de harten van onbekenden weet open te breken. Urk vond in de Belg met zijn rare tongval de Theroux die het dorp heeft opengesteld voor de rest van de wereld.

Aart Aarsbergen

Matthias M.R. Declercq – De ontdekking van Urk. Podium, Amsterdam. 326 blz. € 21,50.