Stervende regendruppel op een kassei – in high definition

Ten opzichte van zijn debuut, Tumult, suggereert de titel van de tweede bundel van de Vlaming Maarten Inghels (1989) een zekere bedachtzaamheid: Waakzaam. Deze verwachting wordt echter vrij bruut verstoord als de jongeling fulmineert tegen de onechtheid van de moderne samenleving. De worsteling is echter: kan de dichter zichzelf ontzien, en wat is nu zíjn taak? Moet hij schelden of ‘vooral teder zijn’?

De oproep voor ‘gevaarlijke’– dat wil zeggen: geëngageerde – poëzie lijkt wel aan Maarten Inghels te zijn besteed toen hij werkte aan zijn tweede bundel, Waakzaam, die begin 2011 bij De Bezige Bij Antwerpen verscheen. In de openingsreeks trekt Inghels gelijk fel van leer. ‘Er zijn een aantal dingen die mij irriteren, of beter, agressief maken:’, zo vangt de dichter een lange opsomming aan in ‘Graag zou ik de kaken openbreken’, waarin van alles en nog wat het moet ontgelden: ‘wannabe alternatieve meisjes met hun broek / op halfzeven (…) karma, keyboards / de windhanen met hun draaikonten, valse snaren’. De mildheid is ver te zoeken in deze aanklacht tegen rages, meeloperij (‘Wij geloven in sociaalnetwerkwebsites als de applausmeter van onze ambities’), hijgerigheid, onoprechtheid en vals sentiment: ‘We trachten de dood van een regendruppel op een kassei van dichtbij / mee te maken; het liefst in high definition.’

De vraag is echter: hoe serieus moeten we de aanklager nemen? De ondertitel, ‘tot de kaakkramp optreedt’, suggereert een zeker relativeringsvermogen: ‘Ik ben niet kwaad / ik ben een aardig monster’. Toch blijft het gissen: klinkt hier de dominee met de naar die verderfelijke moderniteit opgeheven vinger, of briest hier een leeglopende rebel die het allemaal niet zo meent? Of beter: hoe vet is de poëtische knipoog?

Ook ‘Er zijn geen blaffende honden meer’, waarin de dichter op zoek gaat naar de zin van het schrijven, biedt geen uitsluitsel over diens ernst. ‘Jongen, ik zou willen weten: wat maakt het de moeite waard, / het navelstarende zwijgen bij de waakvlam van je badkamerboiler (…) te volharden in boosheid en door te blijven schrijven (…) mijn droom is onmogelijk’. Angst, voor de zinloosheid en vergetelheid is nooit ver weg, net als zelfspot. Maar de dichter sluit strijdbaar af: ‘ik haal het hoofd uit borstkas, gun de ribben ruimte, blijf / schrijven’. Hier moet wel sprake zijn van een innerlijke noodzaak, een geloof haast, want wie zwijgt is laakbaar: ‘Die hond, vergeef hem niet.’

In het titelgedicht, ‘Waakzaam’, laat Inghels zich echter van een heel andere kant zien, die zijn ook in de bundel terug te vinden romantische inborst verraadt. ‘De dichter moet immer waakzaam / blijven, vooral teder te zijn. Elke dag voor haar uit de hemel willen vallen. (…) Hij moet immer waakzaam / blijven, soms te zwak zijn.’ Hier geen opstand en kanonnades, hier moet de wind als een muze de dichter zinnen influisteren, zodat deze kan zeggen: ‘ik ben nog niet gauw voorbij’.

Waakzaam is een fraai uitgegeven bundel, vet aangezet maar minder eenduidig dan het op het eerste oog lijkt. Inghels is taalvaardig, en beheerst in toon diverse registers, van spot tot ernst, uiterst maar ogenschijnlijk bewust inconsequent. Al is er altijd ruimte voor de lichtheid – wat je er ook van mag vinden: ‘Experimenteel theater is zoiets als een voorbindpenis / aan je hobbelpaard naaien. Het schommelt wel fijner // maar het blijft een slechte grap.’ En de dichter? Die mag gedichten schrijven aan de maan.

Jurre van den Berg

Maarten Inghels – Waakzaam. De Bezige Bij, Antwerpen 2011. 80 p. € 19,95

https://www.youtube.com/watch?v=8xwHy3yTm2s