Doodstraf voor een boerderij

Mijn flesje en ik logeren zo vaak we kunnen in het huis van mijn grootouders. We laten geen gelegenheid voorbijgaan, want als het aan minister Schultz ligt moet het huis van mijn grootouders het veld ruimen voor een tunnel.

Het huis van mijn grootouders is niet zo maar een huis, het huis van mijn grootouders is een herenboerderij die in 1826 verrees op de resten van een andere boerderij die het jaar daarvoor, na getroffen te zijn door een bliksemschicht, grotendeels afbrandde. Delen van die vorige hofstede zijn terug te vinden in het huidige pand, zoals een kelder met een stenen trap vol sporen van drie eeuwen godvruchtig sjokken en een reeks balken, met de hand gehouwen en 100 % houtwormvrij.

Aan een van die balken bungelde ruim honderd jaar geleden het lichaam van een man, met een stuk vlastouw om zijn nek dat eerder gebruikt was om een paardenhoofdstel te repareren. Dit zelfmoordaccessoire – of misschien moet ik zeggen: moordaccessoire – heeft het altijd goed gedaan als gespreksonderwerp op verjaardagen, trouwerijen en – het kan niet missen – begrafenissen.

Over de gebeurtenissen die zich ontrolden in een septembernacht van het jaar 1904 is weinig bekend, ook de politierapporten – voorzover niet door de shredder gedraaid – zijn opvallend discreet over deze zaak.

Het was een onnatuurlijke dood, zoveel is zeker, maar was het ook een verlangde dood, of een geforceerde, anders gezegd: kreeg hij hulp – van een barmhartige Samaritaan, misschien?

Als ik in de herenboerderij van mijn grootouders logeer ga ik altijd even naar die balk kijken, dan wrijf ik erover, ruik eraan en soms houd ik mijn oor ertegen, alsof ik verwacht dat die ex-boom die een jong eikje was toen Vermeer een melkmeid vroeg voor hem te poseren me iets influistert over de achtergronden van het vlastouwdrama.

Iedereen heeft wel een periode in zijn leven dat hij zekerheid zoekt, je wilt een vaste baan, trekt je neus op voor een huurhuis, kortom: alles wat twijfel ademt is je te min. Ikzelf heb ook zo’n periode gehad, of schurkte er tegenaan. Dat was in de jaren tachtig, ik woonde in Bordeaux en op een nacht droomde ik van de balk.

Hij kwam in beeld als een tube tandpasta in een reclamefilmpje: groot en badend in fel, wit licht. Opeens rees er een schim op, een soort van spookachtig wezen met een roodpaars gezicht en zwart omrande ogen, net als Mariska Veres in de jaren zeventig. Hij hief een wijsvinger op en zei: ‘Het is tijd om je verstand te gebruiken!’

Als je jong bent en zekerheid zoekt dan vrees je niets en niemand, zelfs de grootste onzekerheidsbolwerken die je maar kunt bedenken grijp je aan om houvast te krijgen. Ik bezocht een waarzegster.

Die kreeg het beurtelings koud en warm toen ik haar een foto van de balk liet zien. Ik had geen woord over de dode man gezegd, ik betaalde haar tenslotte niet voor niets.

De vlastouwbungelaar kwam niet ter sprake, paarden des te meer. Ze hoefde haar ogen maar dicht te doen (zei ze) of ze zag paarden, heel veel paarden en ze waren opvallend onrustig.

Ik vroeg of ze hinnikten.

Ze lachte nerveus. De kamer vulde zich met een zware, onheilspellende spanning die ik niet gevoeld had toen ik daar binnenkwam. Ze krijste nu, het leek wel of ze zelf hinnikte. ‘O ja,’ schreeuwde ze, ‘blinde, gekmakende paniek maakt zich meester van die dieren. Als het mensen waren zou ik zeggen: die zijn volledig de weg kwijt. Ze brúllen.’

Nooit had ik het balkincident met paarden in verband gebracht, maar toen de waarzegster er over begon besefte ik dat ze werkelijk iets gezien, of misschien gevoeld, moest hebben.

Tegenover de balk, nog geen drie meter verderop, ligt (en lag toen ook) de stal waar de paarden overnachtten. Die is, in tegenstelling tot de stal waar de koeien woonden (aan de overliggende kant van de schuur) niet afgesloten, wat betekent dat de paarden gezien moeten hebben wat er zich daar in die herfstnacht van 1904 afspeelde.

Het slachtoffer was de vorige eigenaar van de boerderij. Zijn vrouw, die na het incident geen seconde langer in het huis wilde blijven, verkocht de woning aan mijn grootouders.

Het is een vreemde gewaarwording dat de boerderij in het bezit van mijn familie kwam dankzij een moord – of daar ‘zelf’ voor moet staan, dat zal waarschijnlijk voor altijd in de archieven van de tijd verborgen blijven.

Van de balk droom ik nog altijd. De laatste tijd steeds vaker. De schim komt ook langs en zijn ogen zijn nog altijd Mariska Veres-zwart en hij blijft maar zeggen: ‘Het is tijd om je verstand te gebruiken!’

Ik denk dat ik geen waarzegster hoef te raadplegen om er achter te komen tot wie hij het woord richt.

Aristide von Bienefeldt