Met mijn glas bier klink ik vanmiddag op jou

‘Een man die niet drinkt is, naar mijn mening, geen echte man.’ Het zou de nieuwe reclameslogan kunnen zijn voor Heineken of een ander bier op zoek naar een groter marktaandeel. Deze woorden komen echter uit een brief die de Russische schrijver Anton Tsjechov op 8 mei 1895 adresseerde aan N.A. Leikin. ‘Mannen weten waarom.’ De link tussen drank en poëzie is echter minder uitgesproken. Als het van René Smeets afhangt is dit manco binnenkort achter de rug met zijn bloemlezing over bier in de poëzie.

schuim smeetsStaat u me toe deze recensie te openen met een vraag: ‘Aan welke drank denkt u spontaan bij poëzie?’ Als het antwoord ‘wijn’ was, dan was u het laatste decennium een gelukkig mens, want in 2004 verzamelde René Smeets de mooiste wijngedichten uit de poëzie en ‘bottelde’ ze tot de anthologie Met jou open in oude nachten. Wijn en poëzie lijken onvoorwaardelijk hand in hand te gaan in de literaire wereld. Een lederen chesterfield, kaarslicht, een glas bourgogne of bordeaux verlenen poëzie net dat extra cachet.

Bier daarentegen heeft een volkser karakter. Bij bier denkt men spontaan aan zangkoren die luidkeels hun woorden over de grasmat laten bulderen, aan concerten waar woorden verdwijnen in een kolkende zee van beats. Laat ons eerlijk zijn, geen enkele dichter zou zich op het eerste zicht wagen aan een gerstenatode zonder haar of zijn poëtisch sérieux te ondermijnen. Met zijn bloemlezing bewijst Smeets echter het tegendeel. In de bloemlezing tref ik de namen aan van Raymond Carver, Charles Baudelaire, Federico Garcia Lorca en natuurlijk Charles Bukowski, waarvan bij deze laatste de verhouding tussen inspirationele vochtinput en poëtische output zeker en vast niet in evenwicht waren.

’s namiddags op witte donderdag, 1924

Een hemel van Claude Lorraine.
Een knaap staart ons droevig aan
en boven de Residencia de maan.

Pepín, waarom lust jij geen
bier?

In mijn glas lacht en trilt
-verkleind- de ronde maan.

Pepín, in Sevilla kleedt op dit moment
La Macarena zich aan.

Pepín, door mijn hart gaan
lanen van maan en verdriet.

De droevige knaap is gegaan.
Met mijn glas bier
klink ik vanmiddag op jou
geschilderd door Claude Lorraine.

Persoonlijk zou ik gedacht hebben dat Lorca in dit gedicht zou klinken met een glaasje Rioja of een andere Spaanse wijn. Het valt op dat de landen met de grootste biercultuur een beetje achterop hinken in deze bloemlezing, een manco dat Smeets trouwens ook aanhaalt in zijn inleiding: ‘Met name de Duitse dichters hebben me ontgoocheld: te weinig goede biergedichten voor een biernatie als Duitsland. En ja, ook de Belgische dichters hebben zich niet overmatig door het gerstenat laten inspireren.’

Smeets heeft de gedichten van zijn bloemlezing trachten onder te brengen in zeven verschillende hoofdstukken onderbroken met drie intermezzi en een één nadorstgedicht van eigen pen. Het is een moedige poging geworden om extra structuur aan te brengen, maar een eerste lectuur leert me dat de meeste gedichten ook perfect in een ander hoofdstuk zouden passen.

Pilsje in de Kempen

Allemaal kerstbomen, dan heb je het
gehad en verdomd weinig te lachen.
Maar in de ruisende zomernacht staat
de rozerode tent van Van der Belgen,
de Parel der Kempen, maantje er boven,
beetje glim glim op het grint, geweldig,
(…) Ik zie hem
voor mij, de arme kerel, in ieder blind
oog blinkt een traan als hij eindelijk
terugkeert in zijn geliefde Kempen en
tast naar zijn pilsje.

Wellicht is dit niet het beste gedicht van Rutger Kopland. De meer intimistische poëzie blijft klef in de mond kleven. Bier wil kolken en schuimen, wil niet voorgedragen maar gescandeerd worden. Getuigen daarvan zijn de vele limericks en drinkliederen die opduiken:

De arcadische toverfee Phyllis
weet best wat ’the morn after pill’ is,
maar na onze zwier
in het zuiderkwartier
weet ze nu wat ’the morn after pils’ is.

Zowaar als het leder een bal is,
een vervelende kerel een kwal is,
een knuppel een knots,
staat het vast als een rots,
dat het lekkerste bier een Cristal is.

Met deze twee anonieme limericks spuit bij het blond schuimend bier rond en maakt malle Babbe plaats voor Phyllis.

Met Schuim van mijn dagen, schenk me gedachten heeft René Smeets tien jaar na Met jou open ik oude nachten opnieuw een interessante bloemlezing afgeleverd. De samenwerking met fotograaf Philippe Debeerst leverde opnieuw prachtige illustraties op bij de gedichten en het hoofdstuk over het bierproces kan de bierdrinker alleen maar extra verheugen. Toch is er een groot verschil tussen beide boeken. Terwijl de wijngedichten vragen om een intieme setting die liefst alleen of in heel beperkte kring genoten wordt, eisen de biergedichten een groter publiek waar intimiteit automatisch naar de achtergrond verdwijnt: een cantus of een gezellige avond poëzie onder vrienden … liefst met een heerlijke Corsendonck Prior of een Dubbele Westmalle of een Maallust.

Yves Joris

René Smeets en Philippe Debeerst – Schuim van mijn dagen, schenk me gedachten, de lekkerste biergedichten uit de wereldliteratuur. In de Knipscheer, 266 blz. € 29,50.