De jaargetijden in je mond

De enige eis die een stad als New York aan iedere nieuweling stelt is dat je je opent voor het volledig vergeten van de persoon die je was toen je er arriveerde. Zo ook de 22-jarige Tess, in de debuutroman van Stephanie Danler, Zoetbitter, die tijdens de snikhete zomer van 2006 uit het onbeschreven westen komt aanrijden met het poreuze idee dat haar toekomst voornamelijk bestaat uit de gedachte ‘waar anders?’ Zodra ze de tol heeft betaald, de brug over rijdt en het ‘godvergeten New Jersey’ achter zich laat, is ze deel van het woeste, moordende tempo van de stad. De toekomst, die voor haar ‘uit huppelde’ en het leven vóór de stad wegveegt. Dit menselijk ‘vervagen’ houdt aan tot het moment waarop ze, een jaar later, op het punt staat de existentiële wervelwind waarin ze is terechtgekomen, de rug toe te keren. In de periode ertussen slokken drie oerkrachten, zo lijkt het wel, haar moeiteloos op: eten, de stad, en de ravage die zich ontketent in haar jonge, moederloze ziel.

Tess huurt een lege kamer aan de rand van het snel hipper wordende Williamsburg en vindt werk als serveerster in een befaamd restaurant in de 16e Straat in Manhattan. Vanaf dit moment staat haar leven in het teken van proeven en smaak ontwikkelen; lange diensten, pijnlijke handen en voeten; en vooral het verfijnen van de kunst van de illusie: rijke klanten een spiegel voorhouden waarin het leven uit niets minder bestaat dan de ultieme smaakervaring. Achter de schermen gaat het er minder vlekkeloos aan toe. Al snel wordt Tess opgeslokt door de roddels, competitie en seksuele machtsstrijd die een carrière in de horecawereld blijkbaar met zich meebrengt. Als het ware een zesde zintuig wordt de keuken haar leermeester: zuur, zout, zoet en bitter, ze staan voor de vier seizoenen, de vier delen van de roman, maar ook voor de deskundigheid in smaak die gelijk staat aan de manier waarop je met het leven omgaat, het vermogen ook van het bitter te genieten, ‘er zelfs naar te hunkeren, net als naar het zoet.’ Waar het om gaat is evenwicht.

En het is precies dit evenwicht dat ontbreekt in het leven van Tess. Ze valt ondanks meerdere cryptische waarschuwingen voor de barman Jake, die in een haast oedipale relatie met gastvrouw Simone is verwikkeld. Simone, voor Tess een mentor in de filosofie van de smaak, vertelt haar: ‘Eerst moet je weer op je zintuigen leren vertrouwen. Die hebben het nooit bij het verkeerde eind – alleen je ideeën kunnen ernaast zitten.’ Tess stort zich dan ook volledig op haar zintuiglijke wereld, tijdens dreunende, nachtelijke gesprekken in dronken toestand in propvolle bars na middernacht of zich ‘dood-dansend’ op harde muziek: ‘… en ik voelde de bron van de fatale adrenaline-energie van de stad. Dit was ik.’ Ze geeft over in taxi’s en laat zich pijn doen tijdens de seks met Jake. ‘Ik had een leven gecreëerd dat in dienst was van al mijn persoonlijke verlangens.’ En toch, als ze door Brooklyn loopt, voelt ze de kloof tussen de mensen die er wonen en de mensen die er een thuis hebben gemaakt. Het is net als de terroir van de wijn, meer dan grond of lucht of aarde; het is een metafoor voor het ontwikkelen van persoonlijkheid. Het zoeken naar deze persoonlijkheid, naar een thuis, maakt Tess eenzaam en wanhopig. Ze gaat genadeloos tegen de vlakte als ze geconfronteerd wordt met de ongepolijste ruwheid van Jake’s karakter en de psychologische finesse van Simone. Terwijl ze worstelt met haar bestaan blijft New York ‘schrikwekkend, barbaars en ademloos.’

In dit verhaal is de stad zowel achtergrond als podium; zowel het wreed toeschouwend monster dat de desintegratie van Tess koelbloedig gadeslaat als de spons die alle ervaringen die Tess zich eigen maakt, naar zich toetrekt. Ze kent een jonge, allesverslindende hunkering naar ervaring, het authentiek beleven van de nacht, de liefde, het lichaam. Haar smaak ontwikkelt zich, verliest zich in de overdaad en vindt zichzelf weer, ze wordt scherper, krijgt meer karakter, zoals een goede wijn, een goed gerijpt mens dat niet ten onder is gegaan aan de chaos, de emotie, het wegrotten van de tijd. De misselijkmakende chaos van New York is een spiegel voor de gemoedstoestand van Tess, gevangen in haar eigen kleine wereldje. Wellust en geuren drijven tussen de grauwe hoogbouw en de smerigheid, en altijd is daar weer de zon die opkomt. Zonsopgangen, als waren zij de eeuwige herhaling van de belofte, het jezelf steeds weer opnieuw uitvinden, het leven dat morgen pas begint. De dagen volgen elkaar op als de steen van Sisyphus in een steeds troebeler wordende werkelijkheid, totdat het ook Tess teveel wordt.

‘Mijn leven is vol,’ denkt Tess wanneer het nog goed gaat. ‘Ik heb dit leven gekozen omdat het me voortdurend belaagt met kleuren, smaken en licht en het is rauw en hard en snel en het is van mij. En dat zul je nooit begrijpen. Wie dit zelf niet leeft, kent het niet.’ Het risico bestaat dat deze verwijdering ook plaatsvindt bij haar lezers. Het is immers niet aan iedereen zich op zo’n fijngesneden puntje van de maatschappij te begeven. Zelfs voor mensen die New York goed kennen is dit boek soms niet meer dan een interessante weerspiegeling van een hoogst elitaire levensvorm aldaar, waarvan de zorgen en problemen soms ietwat, ja, futiel aandoen. Tess leeft met het idee dat elke ervaring een verrijking is, hoe dan ook. De roman lijdt hieronder.

Stephanie Danler heeft een enorm plezier in en met de taal; haar toon is raak en geheel van overdaad ontdaan, zoals het hoort in een goede keuken. Passages over drank, drugs en het post-studentikoze nachtleven zijn opzwepend geschreven. Maar toch. Ondanks de vakkundige en boeiende taal voelt de roman soms erg lang aan, en deze verveling heeft waarschijnlijk te maken met het feit dat angst, als literair thema, een zeer korte bloeiperiode heeft. Met andere woorden: een langdradig relaas past niet bij de aard van angst, die net als een lucifer zo snel opbrandt als het stokje lang is.

Je laat Tess achter in een hard pulserend New York, niet wetende of de ervaringen haar nu goed gedaan hebben, wat de sporen precies zullen zijn van dit korte, heftige jaar aan levenservaring. Ja, de roman geeft een krachtige blik op het restaurantwezen in New York, een stad waar alles carrière is, zelfs het leven van een dakloze. Maar het gebrek aan diepgang maakt Zoetbitter tot een modern coming of age verhaal over een jonge vrouw wiens lot je aan het hart gaat maar wie je met een onbeduidend leeg gevoel achterlaat. ‘Jezelf telkens opnieuw uitvinden stond gelijk aan telkens weer worden weggewist,’ denkt Tess nadat de grote ontnuchtering in de liefde heeft plaatsgevonden. Het was snel, opwindend en vergankelijk; net zoals het boek zelf.

Ilse Josepha Lazaroms

Stephanie Danler – Zoetbitter. Vertaald door Gerda Baardman. Prometheus, Amsterdam. 352 blz. € 19,95.