‘Morgen gaat het om het echie, hè meester?’

Een paar jaar geleden kwam het boek Mannenharem uit, geschreven door Vinco David, een onbekende auteur die bij uitgeverij Van Gennep gedaan had weten te krijgen dat hij een boek in full colour mocht uitbrengen. Gelukkig waren er plaatjes, want het tergend slecht geschreven verhaal over een soort homogeschiedenis binnen de moslimwereld stelde ronduit teleur. Eind vorig jaar verscheen Achter het riet, zonder plaatjes deze keer, maar de platte manier van verhalen vertellen is gebleven.

Achter het riet speelt tegen het einde van de tachtigjarige oorlog, als ‘Nederland’ over de hele wereld handel drijft en oorlog voert. Plaats van handeling is Brazilië waar de West-Indische Compagnie de Portugezen heeft verjaagd. Hoofdpersoon is Gabriël Crul, een robuuste man die na een korte carrière in het leger zijn geluk beproeft als planter van suikerriet.

Tot zover nog niets aan de hand, maar David wil er graag een homo-erotisch element inbrengen en dat is de jonge neger die Frans genoemd wordt door Gabriël Crul. Frans hoeft zich niet af te beulen op de velden; hij mag binnenshuis werken als dienaar van zijn meester. Dat gebeurt direct na de eerste afranseling door de meester van de nieuwe slaven. Bij Frans slaat hij wel met zijn zweep, maar hij stopt ook met zijn tuchtiging omdat hij er ook een beetje opgewonden van wordt. Fijn, zo’n sado-masochistische verhouding in de wildernis. Meester Gabriël blijft de harde heerser over het huis, maar de twee vinden vaak verpozing bij elkaar in de hangmat. ‘Frans zweeft, er is geen meester meer en geen slaaf, ze zijn één.’ Ik sluit niet uit dat er homoseksuele contacten waren tussen meesters en slaven, maar ik vraag me wel af of de auteur hier niet de geschiedenis van de slavernij misbruikt voor zijn eigen geile fantasietje.

Gelukkig is er meer te beleven, want er zit nog een hele familiegeschiedenis in dit boek, met een boze tante, een onwillige vrouw, een balsturig kind en wat vrolijk keukenpersoneel. Ook komt er nog een dominee langs die op kleine meisjes valt, maar dat is natuurlijk een slechterik. Het manco van Vinco David is dat hij niets aan de verbeelding wil overlaten. De geschiedenis van de zeventiende eeuw wordt precies verteld, de gedachten van de hoofdpersonen worden nauwgezet uit de doeken gedaan en zelfs hun gevoelens worden beschreven. Als lezer heb je niets te doen.

Achter het riet wordt echter ronduit lachwekkend door het taalgebruik. Je kunt in een moderne roman geen zeventiende-eeuws gebruiken, maar de vraag is of je een dominee die net aankomt dit kunt laten zeggen over de dochter van Crul: ‘Aan haar grammatica en conversatie zullen wij nog enige tijd moeten schaven. Weet u, al te innige omgang met slaven is hiervoor niet bevorderlijk. Veel te grof in de bek, zal ik maar zeggen.’ Een neger die zegt: ‘Morgen gaat het om het echie, hè meester?’ Frans die na zijn zoveelste afranseling opmerkt: ‘Ik voel me klote.’ Of de dochter die een paar eeuwen verder spreekt: ‘Het lijkt me wel gaaf.’

De ondertitel van Achter het riet is ‘of de waarachtige geschiedenis van Gabriël Crul, planter in Nederlands-Brazilië’. Met waarheid heeft het hele boek niets van doen. Het is zuivere homokitsch.

Coen Peppelenbos

Vinco David – Achter het riet. Van Gennep, Amsterdam, 328 blz. € 19,95.