Alles is glinstering

Met het motto ‘Welkom in de eenentwintigste eeuw, Doornroosje.’ laat Alexis de Roode de lezers binnen in zijn nieuwe bundel: Gratis tijd voor iedereen. Een wat lieflijk pleidooi voor de onthaaste sprookjeswereld: ‘Waarom gehoorzaamt u dat polsgeval?’

Waarom zouden wij
u en ik
niet gerechtigd zijn
tot traag / leven.

Zo trapt Alexis de Roode af in het openingsgedicht ‘Het recht op traagheid’ (p. 7) van zijn tijdens Halloween verschenen bundel Gratis tijd voor iedereen. De toon is gezet: dit is een bezwerend pleidooi voor traagheid, verstilling en bezinning, uitgebeeld door het schuine streepje dat de vierde regel laat haperen. Apparaten mogen worden uitgezet, stilstaan is geoorloofd, ogen mogen worden gesloten. Men – inclusief de lezer – is tot niets verplicht, klinkt het in de slotregels: ‘U hoeft / dit gedicht / niet uit te lezen.’

‘Wat weet de moderne mens nog van seizoenen, van nachten zonder kunstlicht, van een leven zonder haast,’ heet het op de achterflap. De Roode toont zich vanaf het eerste gedicht een romanticus, gewapend met naïeve maar aandoenlijke melancholie. Lyrisch ook (met terugkerend gezang als motief), zoals in Lauden: ‘Ochtendlicht. / De maan heeft de zon uitgespuugd / en alles is nieuw gemaakt in de mist. / Ik heb wel zin om de wei te likken zo fris. // Ik ben er. De wereld is er. / Dat is verdomd mooi (…)’. Verdomd mooi, ongetwijfeld, maar ook wel een beetje braaf.

Of is dit schone schijn? Verderop wordt een huislijk tafereel (‘Ze doet cornflakes in het bakje, (…) Alles vredig, alles rustig’) geïnterrumpeerd door een steek in de borst, een omvallende vaas, een neerstortend vliegtuig. Maar verstoord? Dat niet: ‘Niemand is voortdurend in blinde paniek.’ Na het omslaan van de pagina lezen we dan echter weer ‘De zon heeft dromen / uit de lucht geveegd / en neergezet op aarde.’ Is dit een strofe uit een poesiealbum-versje?

Gelukkig herpakt De Roode zich wat na deze weinig overtuigende ouverture. Lieflijkheden maken soms plaats voor wat lijkt op fragmenten uit grimmige sprookjes, zoals in ‘Hemel’ (p. 23) ‘Vallende blaadjes / sloegen gaten in de stoep. (…) Onder de huid / probeerde een schedel zich naar buiten te wringen’. Maar de hemelse harmonie slaat steeds terug, hier in de slotregels: ‘Diep in het huis klonk harpmuziek. / Uit de tuin woei de geur van viooltjes.’

Je moet De Roode meegeven dat hij zich bewust en consistent bedient van een heldere, lichte toon die je niet vaak aantreft in het poëtisch landschap. Maar ik vind het allemaal wel erg zoet en blijmoedig – op het manische af –, met veel zonnen, seizoenen en ‘alles is glinstering’ (p. 13) – je moet er van houden.

Jurre van den Berg

Alexis de Roode – Gratis tijd voor iedereen. Uitgeverij Podium, Amsterdam. 52 blz. €16,-