Geconfronteerd met de vraag: ‘Waarom schrijft u altijd van die vieze boeken?’ na afloop van een lezing, besluit schrijfster Ellen Warmond om eens een positief boek te schrijven. ‘Onze taal kent te veel negatieven, waarvan het positief niet (of niet meer) bestaat. De jongerenliteratuur is onbekookt en onbesuisd, omdat in onze taal de mogelijkheid ontbreekt bekookt en besuisd te zijn.’ De flaptekst voor een bestseller heeft ze dan al klaar.

‘In een ver land breken lusten uit, omdat de nieuwe minister van financiën de bevolking zo heus bejegent. Men acht hem dan ook algemeen een guur type, een behouwen en beschoft mens, kortom een uitermate gelikte beer. Zoals uit het verhaal verder blijkt, is de minister een echt kind van zijn benullige vader, die veertig jaar voor de aanvang van deze geschiedenis op stuimige wijze eerbare voorstellen heeft gedaan aan een kreukbaar meisje, dat, zoals de lezer ontdekken zal, de gehuwde moeder van de minister wordt.’

Het ‘onvieze’ boek dat Ellen Warmond in Van kwaad tot erger beschrijft is er niet gekomen. Warmond was ook meer een dichteres. In 1953 ontving ze de Reina Prinsen Geerligs-prijs voor Proeftuin, in 1987 de Anna Bijns-prijs voor haar gehele oeuvre.