In Herinneringen aan mijn uitgevers (Uitgeverij Contact, Amsterdam/Antwerpen 2008) schrijft L.H. Wiener over een

dummy die ik hier thuis heb staan, met een afgrijselijk smakeloos omslag overigens, maar met duidelijk leesbare titel en auteursnaam: Koningswater, L.H. Wiener, uitgeverij Bert Bakker. Het is een paars omslag met okergele belettering en in een gifgroen kader een geknakte geneverfles met een gouden kroontje op de hals en een hartvormig etiket waarin de vervlochten initialen L.H.W. te ontwaren zijn. Ongetwijfeld goed bedoeld, maar precies verkeerd. Loodzware ‘losers-symboliek’ en geen spoortje afstand of ironie. Die fles lijkt zelfs nog in de as te staan ook, maar echt goed heb ik daar nooit naar gekeken. In hoeverre de aanblik van die dummy zelf mijn plannen heeft doorkruist, kan ik niet beoordelen, maar hoe dan ook, ik heb dat boek niet afgemaakt en het is dus ook nooit verschenen. Het had een roman moeten worden, maar ik ben geen romanschrijver, daarvoor werk ik te strak en te sober, te compact en te kaal. Ik voelde me gegeneerd dat ik aan iets begonnen was dat ik niet kon waarmaken, temeer omdat de roman Koningswater in de reeds verzonden herfstaanbieding van 1986 wel stond aangekondigd. Bert vatte het echter allemaal nogal laconiek op en verzekerde me dat dergelijke gevallen zich vaker voordeden. Zoiets heette een spookboek in het uitgeversjargon, zei hij. Niets om je druk over te maken.

[pp. 118-119]

‘Spookboek’, ik kende het woord niet. Wel het verschijnsel: in Jan Cremer in beeld (Loeb, Amsterdam 1985) vertelt Cremer over zijn ervaring met uitgeverij Boelens:

Sleutelaar  belde me op en zei dat hij een uitgeverij begon en ik zeg: ‘Dat is prima.’ En ik heb daar ook een voorschotje gehad, voor Hollandse begrippen misschien hoog, maar twintigduizend of vijftienduizend gulden is voor mij nou echt niet dat ik denk: Jezus, nou ben ik binnen en als je het goed bekijkt is het ook niet zoveel. Maar Sleutelaar is dus op een gegeven moment uitgever geworden, hij heeft mij mogen lenen van De Bezige Bij en ging toen tegen de afspraak en tegen mijn code in een dummy maken en die dummy nog aanbieden ook. Misschien in de vage hoop dat ik daardoor dat boek zou gaan schrijven, maar dat was zo niet afgesproken en afspraak is afspraak, daar ben ik misschien heel ouderwets in, maar ik hou bijvoorbeeld ook niet van geknoei met wijven, ik zal nooit het wijf van een vriend versieren, dat is mijn mentaliteit niet, ik heb een eenvoudige arbeidersmentaliteit, dus het zat mij helemaal niet lekker dat er overal in de pers berichten verschenen over Jongensleed. Ik was juist lekker bezig met dat boek, ik was het langzaam aan het componeren, en Sleutelaar speelde op allerlei uitgeversbeurzen de man die met het nieuwe boek van Jan Cremer kwam. Wat De bezige Bij niet was gelukt, wat Bruna niet was gelukt, was hem wel gelukt. En de mensen kijken hem er niet op aan als dat boek dan niet komt, maar mij.

[p. 235]

Volgens de aanbiedingsfolder van Boelens zou de roman Jongensleed verschijnen in de Boekenweek 1977 en 304 pagina’s tellen – een merkwaardig exact aantal voor een boek dat volgens de auteur ervan nog geschreven moest worden.

(In Vandaag 13 (A.W. Bruna & Zoon, Utrecht-Antwerpen 1967) staat bij het door Jan Cremer geschreven verhaal Sad story about a Little Rat de noot [p. 116] ‘Uit SAD STORIES, verhalenbundel.’ Dit aangekondigde boek is niet verschenen.)

(Van een andere orde, want bedoeld als eerbetoon, maar toch het vermelden waard: enkele jaren geleden meldde Ronald Giphart – ik heb geen idee meer waar en hoe – dat Herman Brusselmans en hij het plan hadden opgevat om samen Ik Jan Cremer 3 te schrijven. Het plan strandde in schoonheid: inmiddels heeft Jan Cremer zelf dat boek al geschreven en gepubliceerd.)

In aflevering 5 van het tijdschrift in boekvorm Randstad (De Bezige Bij, Amsterdam ‘lente 1963’) publiceerde Harry Mulisch een ‘fragment’ uit zijn roman in wording De ontdekking van Moskou. Aan deze roman werkte Mulisch, met tussenpozen, zo’n twintig jaar, maar ondanks nog enkele voorpublicaties verscheen het boek niet. Een 16 pagina’s tellende dummy werd vervaardigd in 1963.

Tot zover de dummy’s. Aankondigingen werden er natuurlijk veel vaker gedaan. Zo liet Jan Wolkers in de loop der jaren de titels afdrukken van meerdere boeken waaraan hij werkte – slechts ongeveer de helft van deze titels prijkt ook echt op een boek. ‘Spooktitels’ die deel uitmaken van Wolkers’ oeuvre zijn Het muizenorakel, Waar eens LENTE stond, De zetpil van de dood, Roomslurfje & Pondje Poep, Nag Hammadi en Het ijspaleis – al is die laatste titel niet helemaal een spooktitel: in het decembernummer 1985 van Playboy verscheen, ‘exclusief’ uiteraard, Het ijspaleis – ‘het eerste hoofdstuk’ van ‘De nieuwe roman van Wolkers’.

Rest mij nog om een update te geven over het boek dat mij al jaren als een molensteen om de nek hangt (cliché!): in 2005 kondigde ik aan een roman te zullen schrijven, getiteld Stinkende heelmeesters, waarvoor personages zich konden aanmelden. Dat heb ik geweten: dankzij het grote aantal aanmeldingen bleek het vrijwel onmogelijk om de compositie rond te krijgen. Ik schrijf bewust ‘vrijwel’, want met (grote) tussenpozen neem ik het werk aan dit boek op, en die arbeid vordert langzaam doch gestaag, waardoor ik er alle vertrouwen in heb dat Stinkende heelmeesters uiteindelijk toch het licht zal zien – zij het dat het boek inmiddels anders heet: Alleen de titel is nog niet af.

Karel ten Haaf