De laatste dag van het jaar. Het jaar zit er bijna op. Er is weer flink literair geoogst. Een nieuwe Van der Heijden, Palmen, Van Dis en Möring, maar ook verrassende debuten, poëziebundels van gevestigde dichters en biografieën over schrijvers en kunstenaars. Tzum.info keek terug op het afgelopen jaar en geeft de trouwe lezer graag wat leestips mee. Om oudejaarsavond mee te vermaken. Of om het nieuwe jaar literair te beginnen! Sommige boeken werden eerder op Tzum.info besproken, andere kregen weinig pers en verdienen volgens Tzum.info-recensenten daarom nog aandacht op onze website.

Cilla Geurtsen tipt Tonio van A.F.Th. van der Heijden:

Mijn beste boek van 2011 is Tonio van A.F.Th van der Heijden. Ondanks dat je weet hoe het boek afloopt, hoop je steeds dat alles toch nog goed komt. Het verdriet grijpt natuurlijk ook de lezer bij de keel, maar ondertussen doseert Van der Heiden zijn gevoelens zo dat hij nergens uit bocht vliegt. A. F. Th. geeft in dit boek tevens een fascinerend inzicht in zijn manier van werken. Ik was tot Tonio geen buitensporig liefhebber van Van der Heidens werk. Door dit boek bekijk ik zijn oeuvre toch met andere ogen.

Erik Nieuwenhuis tipt Brutus heeft honger van Mathijs Deen (en Portret van een onaangepaste van Bernard Wesseling en De dieren in mij van Delphine Lecompte):

Brutus heeft honger van Mathijs Deen (met wie ik te regelmatig bier drink om hier objectief te kunnen zeggen dat hij een godverdommes juweel heeft afgeleverd wat niet betekent, dat dat niet keihard zo is). De grootste verrassing was voor mij Portret van een onaangepaste van Bernard Wesseling. Een eigentijdse Titaantjes, een prozagedicht en een liefdevol portret van een leven langs de zijlijn. Muzikaal van taal, toonvast en ontroerend, zonder één enkele stilistische uitglijer. En bij vlagen om te huilen van het lachen: ‘Hij herinnert zich dat ’t buikige kerkje midden in het dorp heel oud heet te zijn en vrij van toegang, al moet je bij een dominee aankloppen voor de sleutel en een rondleiding. De man blijkt niet aanwezig, dus dat avontuur gaat niet door.’ Hetzelfde kun je bij benadering zeggen van de gedichten van Delphine Lecompte, van wie ik dit jaar voor het eerst een bundel (De dieren in mij) las. Dat is wat mij betreft de oogst voor 2011, hoewel ik na lezing van Tonio (A.F.Th. van der Heijden) en Naar de overkant van de nacht (Jan van Mersbergen) mogelijk anders piep.

Doeke Sijens tipt The Hare with Amber Eyes van Edmund de Waal:

Een familieverhaal, dat de eigenaren volgt van een verzameling netsukes. Dankzij deze originele invalshoek kan de schrijver zich concentreren op een paar leden van zijn joodse familie. Desondanks weet hij een compleet beeld te geven van het leven van de Ephrussis in de afgelopen anderhalve eeuw. Het kalm geschreven boek begint in Parijs, concentreert zich vervolgens op de gevolgen van de komst van de nazis in Wenen en eindigt in het naoorlogse Japan. Hiermee wordt ook, bijna toevallig, een groot deel van de geschiedenis van de twintigste eeuw beschreven. De eerste Nederlandse vertaling verscheen onder de bizarre titel Het knoopjeskabinet. Omdat het boek in boekhandels ook nog eens bij de rubriek Oorlog ondergebracht werd, heeft dit schitterende verhaal veel te weinig lezers kregen. Inmiddels is een tweede druk verschenen met een nieuwe, passender titel: De haas met de amberkleurige ogen.

Nick ter Wal tipt Krijg nou de lyriek van Benno Barnard:

Ik heb hier voor me liggen het allereerste exemplaar van Krijg nou de lyriek van Benno Barnard, mij door de dichter op 21 maart 2011 toegestuurd. Er staan in mijn kast meer beste boeken van 2011, maar deze dichtbundel is door de heren recensenten uit de oude wereld van het papier amper opgemerkt. Onterecht, vind ik. Op De Contrabas maakte Alain Delmotte nog een poëzierapport op, signaleerde ‘fijnzinnig intertekstueel spel’ (Apollinaire!) en kon ‘een intelligent man’ als Barnard niet op eenduidigheid betrappen. Helaas kwam Willem Thies meteen om de hoek kijken met zijn geraaskal. Die vorm van poëzieanalyse tot de dood erop volgt zou verboden moeten worden. Ik heb Benno ook al eens geschreven dat hij zich niet meer moet ophouden met de ‘salafistische theedoeken’ die hem met de dood bedreigen zodra hij de A van Allah uitspreekt. Dat leidt alleen maar af van de dactylussen. Elke polemiek had een gedicht kunnen zijn! Enfin, deze bundel – die zijn titel overigens ontleent aan een regel uit het gedicht ‘Mont Jaune’ in Het tongbotje (2006), want ‘Niets bestaat dat niet iets anders aanraakt’ – beveel ik warm aan.

Koen Schouwenburg tipt The Pale King van David Foster Wallace: 

Literatuur in verval? Nou niet in het jaar 2011. Het tegendeel werd in Nederland bewezen door P.F. Thomése (Grillroom Jeruzalem, maar ook de lezing Het raadsel van verstaanbaarheid), Dimitri Verhulst (De intrede van Christus in Brussel), Connie Palmen (Logboek van een onbarmhartig jaar), Adriaan van Dis (Stadsliefde) en Jeroen Brouwers (Bittere bloemen). Joan Didion overtrof zichzelf met Blue Nights, daar komt Tonio van A.F.Th. van der Heijden bij lange na niet in de buurt. Don DeLillo liet met succes weer van zich horen (The Angel Esmeralda), net als Susan Daitch, na veertien jaar literaire stilte Paper Conspiracies. De derde van Jeffrey Eugenides (The Marriage Plot) is zijn beste tot nu toe, net als het debuut van Chad Harbach (The Art of Fielding) een waar meesterwerk. The Sense of an ending van Julian Barnes en Dana Spiotta’s Stone Arabia mogen eveneens niet ontbreken in deze opsomming. Daarnaast verscheen de vertaling van Houellebecq’s De kaart en het gebied en een vertaling van (een selectie) Oscar Wilde’s gedichten. Jazeker, 2011 was een goed literair jaar. Met pijn in het hart ten opzichte van Didion, Harbach en Eugenides, maar hét boek van 2011 is de postume roman The Pale King van David Foster Wallace. Waarom? De schitterende stijl, de humor, de combinatie van ironie en oprechtheid en, het belangrijkste, David Foster Wallace toont ons zoals alleen hij dat kan ‘what it is to be a fucking human being’.

Marleen Nagtegaal tipt Jij en ik van Niccolò Ammaniti:

In 2011 verscheen bij Lebowski de vertaling van Ammaniti’s Io e te, een novelle waarin Ammaniti zijn inmiddels zeer herkenbare stijl en thematiek herhaalt. Een jongen van veertien sluit zich een week lang op in de kelder van het appartementencomplex van zijn ouders. Zijn vader en moeder denken dat hij op wintersportvakantie is met vriendjes van school. De jongen heeft echter geen vrienden. Wel een aan drugs verslaafde halfzus, die hij een belangrijke belofte doet. Ammaniti geeft een – ditmaal zeer korte – impressie van een moeizame jeugd, waarin falende instanties en onbegrip van mensen uit de directe omgeving een desastreuze rol spelen. De Italiaanse auteur is een meester in het vertellen van microverhalen: hij verpakt messcherpe ironie in korte scènes, die stiekem aan de aandacht van de lezer willen ontsnappen. Heeft Ammaniti zijn vertrouwen verloren in de samenleving? Waarschijnlijk wel. Is er hoop? Misschien, als je héél goed zoekt. Wat Ammaniti doet, is het blootleggen van het wrede karakter van onze maatschappij. Daar dragen wij aan bij. Of we kijken toe, wat in principe op hetzelfde neerkomt. Het is een confronterende boodschap die misschien een paar keer herhaald moet worden, zodat de bittere smaak niet meer weg te poetsen is.

Coen Peppelenbos tipt Bonita Avenue van Peter Buwalda:

Dit jaar pas gelezen en je kunt wel iets op het boek afdingen (het slot bijvoorbeeld), maar dat neemt niet weg dat het een feest is om te lezen. Buwalda durft in zijn debuut meteen grote thema’s aan te pakken, weet een lastige constructie op te zetten en schrijft bovendien nog prachtige, citeerbare zinnen. Wat zullen die juryleden van de grote geldprijzen later te kijk gezet worden als blijkt dat ze dit boek niet de eer hebben gegeven die het toekomt. Gelukkig ontving Buwalda wel de Tzum-prijs.

Bart Temme tipt Te leven op duizend plaatsen. Jo Otten 1901-1940 van Rob Groenewegen:

Een biografie die nauwelijks aandacht heeft gekregen van recensenten. En dat is jammer. Het komt ongetwijfeld doordat biograaf Rob Groenewegen het leven beschrijft van een vergeten schrijver: Jo Otten. Otten heeft geen zogenaamde ‘klassiekers’ op zijn naam staan, wordt in geen enkele literaire canon genoemd, heeft nooit een literaire prijs gewonnen. Het enige werk dat van hem nog leverbaar is, is: Bed en wereld (een herdruk bij Uitgeverij In de Knipscheer). Toch schreef hij voor zijn tijd modernistische verhalen. Groenewegen beschrijft nauwkeurig het leven van de schrijver. Fijn is ook dat Groenewegen zeer uitgebreid én adequaat over Forum schrijft – Otten had namelijk contact met Menno ter Braak en publiceerde zijn werken in een tijd dat de mannen van Forum het literaire landschap overheersten. Het is een zeer toegankelijke biografie geworden. Groenewegen is nu bezig met een biografie over Victor E. van Vriesland – The Leading Man van de Nederlandse literatuur. Het is nog onduidelijk of hij een subsidiebeurs krijgt van het Nederlands Letterenfonds. Met deze biografie over Jo Otten heeft Groenewegen aangetoond dat hij over de kwaliteiten beschikt om over Van Vriesland te schrijven.