In 1994 maakt Hans Warren kennis met Connie Palmen, ‘die heel aardig bleek. Erg klein, geen enkele aanstellerij’. Dat schrijft Warren na de ontmoeting in zijn geheim dagboek. Na de dood van Ischa Meijer krijgt hij nog meer sympathiek medelijden met de schrijfster.

Drie jaar later is de presentatie van het dertiende deel Geheim dagboek over de jaren 1978 tot en met 1980. Bas Heijne is er even, Tilly Hermans, Laurens van Krevelen en Marga Minco zijn van de partij. Natuurlijk worden de meeste aanwezigen getrakteerd op een presentexemplaar van het nieuwe boek. Connie Palmen ziet haar exemplaar met een opdracht in blauwe inkt worden verrijkt: ‘Voor Connie, in de / hoop haar nog beter / te leren kennen, / in vriendschap, / Hans / 12.11.’97’. Alleen zijn voornaam, het lijkt voorbehouden voor echte vrienden.

Warren, een paar delen Geheim dagboek later over de boekpresentatie: ‘Connie Palmen die zich gedroeg of we de dikste maatjes zijn, ze klom in me en knuffelde me. Een schat, maar wat ziet ze er oud en moe uit.’

Critici verwijten Hans Warren niet oprecht te zijn. Je denkt een aangenaam onderhoud met hem te hebben gehad, om later in een niet meer zo geheim Geheim dagboek te lezen dat de schrijver, blijkens een evaluatie de dag erop, zich stierlijk met je heeft verveeld. Liefhebbers bewonderen Hans Warren juist omdat hij zijn dagboek openbaar heeft gemaakt. De schrijver is oprecht door zijn oorspronkelijke gedachten en gevoelens – enthousiast, vals, gemeen, whatever – te publiceren. Zonder zichzelf te censureren: in de wetenschap dat hij sommige vrienden zou schofferen. ‘Oprechtheid is de eerste vereiste.’

Overigens is het dit dertiende deel Geheim dagboek waarin uitgever Bert Bakker voor het eerst (op 2 juli 1979, om precies te zijn) begint over de publicatie van Warrens dagboekcahiers. De vraag is of het Connie Palmen iets kan schelen.