Het Egidiuslied is een van de mooiste gedichten over mannenvriendschappen. Corrie Joosten en ik beginnen onze bloemlezing Hij zag een kameraad in je met dit middeleeuwse lied. Egidius is overleden en zijn vriend die alleen op aarde is achtergebleven verlangt naar hem, maar hij moet ‘noch zinghen een liedekijn’. Misschien kunnen we ‘Het Egidiuslied’ zelfs wel het eerste homoseksuele vers noemen. Het moet niet, maar op grond van de tekst kan het wel.

De literatuurwetenschapper Klaas Heeroma (dichtend onder de naam Muus Jacobse) wees Jan Moritoen aan als schrijver van dit lied uit het Gruuthuse-handschrift. In Handgeschreven wereld van Dini Hogenelst en Frits van Oostrom wordt met de nodige wetenschappelijke voorzichtigheid gekeken naar het werk van Heeroma. Die zou op grond van een ander gedicht, een zogenaamd ‘Mei-gedicht’ tot opmerkelijke relationele conclusies komen:

Tuschen der .M. der .Y. so steit
Een edel .E. van zoeter aert.
Die .E. bediet ons eewicheit,
Te samen minnentlijch ghepaert.
Niet bet maghic zijn verwaert.

Toen Egidius stierf (zo rond 1386) had hij een geliefde die Mergriete heette. Zijn goede vriend Jan Moritoen was echter ook verliefd op Mergriete. Daar gaat het homoseksuele idee, in plaats van twee mannelijke geliefden zijn het twee rivalen die dezelfde vrouw liefhebben. Met de dood van Egidius kan Mergriete weer van Jan Moritoen worden. K.H. Heeroma:

Een half jaar na het schrijven van het Egidius-lied heeft de dichter zijn Mergriete teruggekregen. Haar oog heeft hem weer willen zien, haar mond is weer voor hem opengegaan. Het drievoudig verbond is dan hersteld en de dichter schrijft zijn lied op het thema M, E, Y, de drie letters van de naam van de meimaand. M en Y zijn tezamen gepaard op de aarde, maar de hemelse E staat beschermend tussen hen in. (…) Wat de dichter hoopte, is in vervulling gegaan: Y staat weer op zijn plaats náást E en wordt door E verbonden met M. Zijn plaats is goed ‘verwaert’, het kan niet beter.

Wat een klootzak is die Jan Moritoen als dit waar is. Zijn dode vriend misbruiken om de zegen over de verbintenis met zijn voormalige geliefde af te smeken in een gedicht dat hijzelf geschreven heeft. Hogenelst en Van Oostrom concluderen: ‘Het heeft onmiskenbaar iets tragisch dat het onderzoek van de laatste jaren de in 1972 overleden Heeroma steeds meer gelijk lijkt te gaan geven, al blijven zijn gedurfde speculaties over de biografieën van de leden van het Gruuthuse-gezelschap discutabel.’

Soms kun je maar beter niet teveel weten. Ik prefereer nog steeds de interpretatie van de treurende hartsvriend.

Egidius, waer bestu bleven?

Egidius, waer bestu bleven?
Mi lanct na di, gheselle mijn.
Du coors die doot, du liets mi tleven.
Dat was gheselscap goet ende fijn,
Het sceen teen moeste ghestorven sijn.

Nu bestu in den troon verheven
Claerre dan der zonnen scijn.
Alle vruecht es di ghegheven.

Egidius, waer bestu bleven?
Mi lanct na di, gheselle mijn.
Du coors de doot, du liets mi tleven.

Nu bidt vor mi, ic moet noch sneven
Ende in de weerelt liden pijn.
Verware mijn stede di beneven!
Ic moet noch zinghen een liedekijn,
Nochtan moet emmer ghestorven sijn.

Egidius, waer bestu bleven?
Mi lanct na di, gheselle mijn.
Du coors die doot, du liets mi tleven.