Met journalistieke distantie en literaire passie

Eén van de sprekers die indruk maakte tijdens de herdenkingsdienst van Gerrit Komrij in Felix Meritis was Onno Blom. In enkele woorden wist hij een beeld van het leven en sterven van Komrij op te roepen zonder zichzelf op de voorgrond te stellen. Het lijkt me ongemakkelijk om als spreker na zo’n dienst complimenten in ontvangst te nemen, maar hij verdient ze ten volle.

Als O en voorgoed voorbij, het boek dat Onno Blom en fotograaf Werry Crone maakten, een jaar later was uitgekomen dan was misschien ook de eerste Dichter des Vaderlands opgenomen in de reeks funeraire stukken die de twee mannen (gedeeltelijk voor Trouw) maakten en in dit mooi uitgegeven boek gebundeld zagen. De keus voor de schrijvers is wat willekeurig, maar het is wel een canonieke lijst geworden, beginnend met de gedenksteen voor Betje Wolff en Aagje Deken van wie het graf geruimd is op de bijzondere op een duin gelegen begraafplaats ‘Ter Navolging’ en eindigend met Harry Mulisch en zijn laatste met regenboog versierde tocht over de grachten naar Zorgvlied.

Er zijn wel meer van dit soort boeken gemaakt, Cees Nooteboom maakte bijvoorbeeld Tumbas, maar dat is, ondanks de protserige uitgave toch een allegaartje bij dit kleine in kleur gedrukte boek. Het ‘format’ van O en voorgoed voorbij is veel helderder: Blom geeft een portret van de schrijver aan de hand van zijn laatste rustplaats. Voor de minder literair onderlegde lezer geeft hij aan de hand van goed gekozen citaten een beeld van het werk van de schrijver.

De oude, bijna vergeten schrijvers zijn daarbij in het voordeel. Het troosteloze, ‘in erbarmelijke staat’ verkerende graf van Gerrit van de Linde (beter bekend als De Schoolmeester) in Londen, staat in contrast met zijn flamboyante leven. Je moet echter wel weten waarom hij in Londen is terechtgekomen, waarom hij halsoverkop uit Nederland is vertrokken en waarom hij één van de schrijvers is die nog steeds gelezen wordt, al is het, hoe toepasselijk, vanwege zijn grafschriften. Dat wordt allemaal onderhoudend en met kennis van zaken verteld.

De foto’s van Werry Crone voegen echt iets toe aan het geheel. Bij elk verhaal staan twee paginagrote foto’s. Natuurlijk één van het graf, maar de andere foto laat de omgeving van het graf zien. Niet alleen de urn van Slauerhoff, maar ook het wat rommelige urnenveld van crematorium Westerveld in Driehuis. Zo zie je op de overzichtsfoto ook waarom je het overwoekerde graf van Cornelius Bastiaan Vaandrager over het hoofd ziet op de Zuiderbegraafplaats in Rotterdam.

Ondanks het onderwerp is de toon van het boek niet naargeestig. Blom schrijft met journalistieke terughoudendheid en literaire passie over de 21 graven die hij voor deze serie bezocht. Soms wordt het boek onbedoeld komisch als je voor de zoveelste keer Adriaan Roland Holst ziet opduiken aan het sterfbed of het graf van een collega. Ik heb ook erg moeten lachen om de laatste woorden van Gerrit Achterberg. Die antwoordde namelijk op de vraag van zijn vrouw: ‘Zal ik wat aardappels opbakken?’ ‘Ja. Maar niet te veel.’ Veel Nederlandser kun je niet doodgaan als dichter.

Ik hoop zeer dat er een vervolg komt op dit boek. Onno Blom schrijft in de inleiding: ‘Kerkhoftoerisme is een ongeneeslijke ziekte.’ Dat klinkt als een belofte.

Coen Peppelenbos

Onno Blom en Werry Crone – O en voorgoed voorbij. De Arbeiderspers, Utrecht. 176 blz. gebonden, in kleur. € 22,50.