De terugkeer van J. Kessels

J. Kessels is gevlogen. Naar Shanghai nota bene, om daar – zo lijkt het aanvankelijk – zijn beeldschone ‘Dauwdruppel’ te beminnen, of in ieder geval te bepotelen. Bij de door Kessels frequent bezochte afhaalchinees stond kennelijk plots een specialiteit van het huis op de menukaart. Thomése is er niet blij mee: ‘So long, pal. See you in hell, vieze vuile verrekte Tilburgse soeploempia, godverdommese verraaier die je bent.’ Waren de schrijver en zijn beste vriend in J. Kessels: the novel nog onafscheidelijke reispartners, in Het bamischandaal had de afstand tussen de twee jukeboxjunkies niet groter kunnen zijn. Samen met Peer Sonnemans, een homofobe slapjanus die noch als romanfiguur, noch als metgezel een bevredigend alternatief is, gaat Thomése naar China om zijn favoriete personage te zoeken. Een van peuken vergeven Kessels-epos lijkt dit vervolg door de afwezigheid van het essentiële karakter dus niet te worden. Waarom komt Thomése (de echte), onze literaire kameleon, überhaupt met een vervolg? Gaan we zijn tot nu toe unieke en mede daarom hilarische metakunstje opnieuw beleven?

‘(…) het meest ongeloofwaardige aan dit belachelijke bamischandaal is dat zo’n nauwelijks volwassen natte droom uit het Morgenland trek zou hebben in een oud verhaal als J. Kessels, waar de zon in het Wilde Westen allang kopje-onder was gegaan.

Hier klopt iets niet.’

Inderdaad, hier klopt iets niet. Voor een simpel herhaalrecept is Thomése een te begenadigd auteur. Niet voor niets begint hij Het bamischandaal op exact dezelfde manier als J. Kessels: the novel, namelijk met een telefoontje waar de schrijver/verteller ‘niet op zat te wachten’. Een opmerkelijke analogie, die wel een betekenis móet hebben. In zijn nieuwe roman laat Thomése aan het eerste hoofdstuk nog een kort ‘voorspel’ voorafgaan, waarin hij verwijst naar de onvoorziene vlucht die de eerste Kesselsroman heeft genomen. Zijn personage, hoewel natuurlijk bewust als metafictioneel instrument gecreëerd, trok na de publicatie van The novel als het ware zelfstandig de wereld in en werd door Jan en alleman als held binnengehaald. Het bamischandaal dient daarom een doel. Thomése (de fictieve) moet J. Kessels terughalen naar de plek waar hij hoort, namelijk binnen de constructie van het verhaal: ‘Je zult het met mij moeten doen, lonesome Tilbo. Iedereen krijgt de schrijver die hij misschien niet verdient. Het is niet anders.’

Fans van de eerder verschenen frituurliteratuur worden in deze nieuwe roman op hun wenken bediend: de scheldkanonnades zijn niet van de lucht en de gebeurtenissen lopen van de ene absurditeit over in de andere. Hoewel het verhaal zich afspeelt in Shanghai, is er van oriëntaalse invloeden weinig merkbaar. Er wordt door Duitse toeristen rondgefietst op gele damesfietsen van Giant, in een gokhal is live de wedstrijd tussen NAC en Willem II te zien en slechts een enkele keer wordt er bij benadering Chinees gesproken: ‘‘Fucking Loe, ze weten de namen hier wel uit te kiezen.’ ‘Het is Foe Tjing Loe, eikel.’ (Fuxing Lu is een straat in Shanghai.)

De fictieve Thomése put zich letterlijk uit in de pornografische beschrijving van zijn avontuur met de kadetten van Bernadette van Rooij. Tot vervelens toe komt het ‘billenlandschap’ voorbij, maar ook dat is met voorbedachten rade gedaan: ‘Sommige lezers zullen dit eentonig vinden. Komt-ie weer met dat achterlijke billen, billen en nog eens billen. Hun zou ik willen zeggen: de basis van de seksualiteit is de herhaling. Probeert u het eens, in plaats van de hele tijd met de neus in de boeken te zitten, dan merkt u het vanzelf.’ Tja. Durf dan nog eens het woord eentonig in de mond te nemen.

Kritiek op Het bamischandaal heeft de auteur dus bij voorbaat al grotendeels ondervangen. De roman is een karikatuur van J. Kessels: the novel en tussen de regels door klinken reflecties op het schrijverschap, de literatuur, literatuurkritiek, het literaire prijzencircus en de lezer: ‘Dit is literatuur, dit gáát ergens over. De vraag is alleen: waarover? Onder de goede inzenders wordt een reisje naar Shanghai verloot. Mogen ze daar zelf kijken hoe of het zit. Een auteur hoeft zijn lezers ook niet alles voor te kauwen.’ Inderdaad, hoe je Jean-Paul Sartre en Vladimir Nabokov in verband moet brengen met louche bami en Bredase flikkers, daar mag je gerust even over nadenken. Waar het om gaat is dat Thomése (de fictieve) zijn personage vindt en naar huis haalt. Want wie heeft de touwtjes nu eigenlijk in handen?

Marleen Nagtegaal

P.F. Thomése – Het bamischandaal. Atlas Contact, Amsterdam. 270 blz. € 16,95.