Monument voor een actrice

Al tijdens haar leven was Else Mauhs een legende — en niet alleen omdat ze ‘haktrices’ en ‘acteuses’ als Ank van der Moer, Ellen Vogel, Magda Janssens en Fie Carelsen jarenlang in onzekerheid liet aan wie ze de Theo Mann-Bouwmeesterring, het kleinood dat in de toneelwereld zo fel wordt begeerd, zou doorgeven. Toen ze zich in september 1954, na een afwezigheid van vijftien jaar, nog eenmaal op het toneel van de Amsterdamse Stadsschouwburg liet zien, was alleen haar verschijning al voldoende om een verwend publiek in vervoering te brengen. Jaap Harten, jarenlang met Else Mauhs bevriend, noteert:

Ik zag een broos vrouwtje de planken op komen en voelde mijn hart in mijn keel kloppen. Toen ze twee stappen naar voren deed begon het gebouw plotseling te trillen: een weergaloos applaus hield minuten aan. Else stond roerloos, ze sloot alleen haar ogen, het leek of ze bad… Toen het stil werd klonk dat melodische zoemen, zachter dan vroeger, in de ruimte: een trotse oude bijenkoningin met kanten vleugels zweeft voor het laatst rond en neemt afscheid van haar onderdanen…

De pers loofde de volgende dag ‘dit zeldzame, gloedvolle en briljante kunstenaarschap’.

harten else mauhsAlvine Julie Else Mauhs werd op 25 januari 1885 geboren in Mülheim, een voorstad van Keulen. Haar vader Heinrich Mauhs, een beeldhouwer, overleed jong; haar moeder Auguste Künzel raakte bevriend met de Nederlandse zakenman Carolus Ronsdorf en volgde hem naar Amsterdam. Het is rond de eeuwwisseling.

In Amsterdam gaat Else studeren aan de Academie voor Vocale en Dramatische Kunst van Cateau Esser. Haar moeder en stiefvader hebben haar tot de studie aangezet in de hoop dat Else het concertpodium zal bereiken, maar Else is eigenzinnig, ze stort zich met een onnavolgbare overgave op het toneel.

Na haar afstuderen wordt ze door de gevierde regisseur en theaterdirecteur André Antoine uitgenodigd naar Parijs te komen, maar Auguste Ronsdorf-Künzel belet haar te gaan. Voor Auguste is Parijs synoniem aan prostitutie, een actrice hetzelfde als een courtisane — welke moeder zou niet haar dochter in bescherming nemen? Else tekent een contract met het Rotterdamsch Tooneel, waar ze debuteert in La Souris, een stuk van Edouard Pailleron. Muisje in het Nederlands, net als Else’s bijnaam. De verhouding met haar moeder is voor altijd verstoord.

Veel hebben de stukken die Else bij het Rotterdamsch Tooneel worden aangeboden niet om het lijf, het is entertainment, en Else wil het grote toneel. Sarah Bernhardt, de frêle Française, is haar voorbeeld. Om haar te evenaren besluit Else tot de ene radicale vermageringskuur na de andere. Dagelijks drinkt ze drie glazen onverdund citroensap. ‘Else Mauhs werd een slanke, elegante vrouw met een aristocratische allure. De normale functie van haar maag- en darmsysteem had zij voorgoed verwoest.’ In latere jaren woog ze niet meer dan zeventig pond.

Maar ze slaagde. In 1915 kreeg ze haar eerste dramatische rol: Katrien Richter, in Schnitzlers Der Ruf des Lebens. Ze leert Eduard Verkade kennen en sluit zich aan bij zijn gezelschap ‘De Haghespelers’. Verkade stelt haar voor aan Louis Couperus. Ze speelt Eline Vere. Het stuk werd een mislukking, maar Else’s naam was definitief gevestigd: de mythevorming om haar persoon begon.

In 1922 nam Eduard Verkade Njoe op zijn repertoire, een stuk van de jonge Russische auteur Ossip Dymov. Else speelde de hoofdrol, naast Albert van Dalsurn en Johan de Meester. ‘Mijn ideaal is het ultramoderne toneel,’ verklaart Else in een interview, ‘met zijn toegespitste psychologie en overweldigende expositie der instincten.’ Niet iedereen volgt haar in die gedachtegang, wel Walter Hasenclever, een Duits expressionistische auteur, die haar naar Berlijn haalt. Ze ontmoet de groten van het Duitse toneel: Max Reinhardt, Alexander Moissi. En ze wordt meegesleept in de atmosfeer van het Berlijn van de jaren twintig: dada, de kunstrevolutie van Kurt Schwitters, Bauhaus, het opkomende fascisme. Tot 1936 keert Else geregeld naar Berlijn terug, verder verblijft ze in Amsterdam, waar ze Schiller aan het Rembrandtsplein frequenteert — gestoken in mannenkleren, haar tijd ver vooruit.

Een excentrieke persoonlijkheid? Een eenzame vrouw? Haar huwelijk met Max Poons is mislukt: ‘Na elf jaar samenleven waren humor, warmte en erotische spanning tussen hen beiden verdwenen.’ Het toneel is haar leven: ze begreep ‘hoe nauw kunst en waanzin aan elkaar verwant zijn. Ze was bang haar verstandelijke vermogens te verliezen.’ Ze speelt travestierollen en krijgt steeds vaker attenties van vrouwen, die ze niet weet te beantwoorden.

Vanaf september 1933 is Else Mauhs actrice en mede-directrice van ‘het Masker’, het gezelschap van Ko Arnoldi en Jan Musch. In maart 1934 krijgt ze de Theo Mann-Bouwmeesterring. Ze neemt haar intrek in hotel Américain aan het Leidseplein. De oorlog breekt uit en Else, een vurig anti-fasciste, treedt terug — anders dan velen. Op 4 april 1940 neemt ze afscheid van het toneel, in het Italiaanse drama De Schaduw. Het slotapplaus duurt twintig minuten.

Al in zijn debuut Operatie Montycoat (1964) noteerde Jaap Harten zijn herinneringen aan Else Mauhs, zijn beschouwing van toen is integraal in dit nieuwe boek opgenomen. Harten en zijn fascinatie voor Else Mauhs, die hij als jongetje van negen leerde kennen, boeien mij al jaren — in mijn verzameling is de biografie Else Mauhs, de ontvoering van een legende dan ook een welkome aanvulling. En: het is een mooi boek. In vind het slechts jammer dat Harten geaarzeld heeft tussen de biografie in de strikte zin en een persoonlijk relaas: de dialogen over het schrijven van een biografie die Harten met zijn vriend Oskar voert — het boek begint en eindigt ermee — hadden van mij achterwege mogen blijven. Niet dat ik niet óók alles over Oskar wil weten, maar deze reflecties ontnemen even het zicht op Else Mauhs. En om haar gaat het toch.

Anton Brand

Deze recensie verscheen eerder op 19 juni 1984 in het Nieuwsblad van het Noorden.