Als een walvis over het oprijzend duister

Honderd jaar na het begin van de Eerste Wereldoorlog verrasten Uitgeverij Meulenhoff en Anneke Alderlieste vriend en vijand met het eerste deel van Les Thibaults van Roger Martin du Gard. Nu komt Uitgeverij Van Gennep met De reizigers op de imperiaal van Louis Aragon (1897-1983), niet minder spectaculair, en dan gaat het niet in de eerste plaats over de omvang van het werk. De vertaalster is dit keer Hannie Vermeer-Pardoen, bekend van vertalingen van Rabelais en Voltaire. Weer wordt een volledige wereld in woorden getoverd: die van het fin de siècle tot aan de Eerste Wereldoorlog. De familie om wie het draait, heet nu Mercadier.

In de jaren twintig van de vorige eeuw was Louis Aragon een van de bekendste surrealisten; samen met André Breton en Philippe Soupault was hij één van de oprichters van het surrealisme na zijn jaren als dadaïst. Nadat de surrealistische groep uiteenviel, zou Aragon uitgroeien tot communist en verzetsstrijder. Dat hij uitgaat van een marxistisch oftewel historisch-materialistisch wereldbeeld is goed te merken in De reizigers op de imperiaal, waarvan hij in 1965 de definitieve versie schreef, maar dat wil niet zeggen dat hij geen ruimte laat voor de individualiteit en de droom; aan het einde van zijn leven zou hij zelfs weer terugkeren naar het surrealisme. Maar Aragons leven en werk verdienen een studie op zich; voor een inleiding kan men terecht in het lezenswaardige nawoord van Vermeer-Pardoen.

Het eerste deel heet ‘Fin de siècle’ en start met de Wereldtentoonstelling van 1889 in Parijs. We maken kennis met de Mercadiers, van wie de jonge vrouw, Paulette, afgeeft op de Eiffeltoren. Een kunstwerk waar nu niemand aan twijfelt, begon als controverse; zelfs iemand als Guy de Maupassant moest er weinig van hebben. Waar mevrouw Mercadier ook niets in ziet, zijn de impressionisten. Daarmee vertolkt ze de algemene, burgerlijke opinie over het impressionisme toentertijd; wederom, wat zou uitgroeien tot een cliché in de schilderkunst moest als aanstootgevend beginnen.

Paulettes man, Pierre Mercadier, is een andere mening toegedaan, al spreekt hij die niet uit. Hij verzamelt de impressionisten, in eerste instantie als kunstliefhebber, maar ook een beetje als belegging. Het is weinig toevallig dat het boek bij dit hoogtepunt begint, want deze Wereldtentoonstelling wordt als een demonstratie voorgesteld van Frankrijks macht, zijn koppositie in de wereld, wat wordt benadrukt door een admiraal, een kennis van mevrouw Mercadier die ze bij de Wereldtentoonstelling tegenkomen.

Op impressionistische wijze beschrijft Aragon vervolgens hoe hun zoon, Pascal, zijn zomers doorbrengt bij de oom van moeder Paulette, die een kasteel heeft in een natuurrijke omgeving. Daar in de bergen op het platteland waant Pascal zich op het dak van de wereld. De oom is echter van adel en kijkt neer op de jongen, maar de tijd verstrijkt en als Pascal twaalf is, is de oom tot armoede vervallen. Dit gegeven paart Aragon aan de idee van het verloren paradijs van de jeugd, want in de omgeving waar Pascal toen hij kind was zich heer en meester over een natuurkoninkrijk droomde, daar ziet hij deze kinderlijke oppermacht verbleken nu hij ouder is geworden. Een vooruitwijzing naar de geschiedenis van de Mercadiers en heel Frankrijk.

Louis Aragon

Door zijn scherpe oog voor de sociologische kant van de zaak is Aragon in de traditie van De Balzac te plaatsen, ook omdat hij de economie erbij betrekt; het geld, de materie, is een belangrijke motor van het menselijk handelen en denken en daarom ook van de geschiedenis van de mens, die soms opwaarts gaat en soms neerwaarts:

Merkwaardig hoe je van de ene situatie in de andere terecht kunt komen… Je hebt mensen die omhoogklimmen op de maatschappelijke ladder en anderen die afzakken… het is geen trap waar je elkaar tegen kunt komen…

Pierre Mercadier, geschiedenisleraar, heeft naast zijn kunstverzameling een andere hobby: hij koopt aandelen. Dit spel, deze liefhebberij, houdt hij verborgen voor zijn vrouw, maar als hij een groot verlies lijdt met aandelen in het Panama-kanaal stort hij zijn hart bij haar uit. Paulette Mercadier houdt van luxe en ook al kunnen ze het zich nauwelijks veroorloven, elke keer als Pierre kritiek levert op haar dure aankopen, smijt ze hem het Panama-kanaal voor de voeten. Hun huwelijk stelt nog maar weinig voor en Pierre neemt een maîtresse tijdens een zomerverblijf op het kasteel van de oom, dat inmiddels een pension is geworden om de nodige inkomsten te genereren. Over deze verhouding schrijft Aragon sardonisch:

Al die Middeleeuwen om hen heen maakten er een avontuur van een kasteelvrouwe en een troubadour van, een afgezaagde roman, een roman van niks als je wilt, maar wel met iets wat niet in de standaardafbeeldingen voorkomt […]

De daden van vader Pierre worden gespiegeld door zoon Pascal, die ook de keus heeft tussen twee meisjes die te gast zijn op het kasteel. Vader Mercadier wordt gedumpt door zijn maîtresse en op zijn beurt dumpt hij zijn vrouw, heeft vervolgens twee weken plezier in Parijs, om in het najaar volledig te verdwijnen naar Venetië en Monte Carlo, waar hij zijn geluk wil beproeven in het kansspel en de liefde. Op de achtergrond van deze privé-kwestie speelt de Dreyfus-affaire; Aragon beschrijft de Franse maatschappij als een die diep doortrokken is van antisemitisme. Let wel, we spreken nog steeds over het fin de siècle.

Het moet gezegd, jammer genoeg blijkt Aragon geen Roger Martin du Gard. Na twee derde van het boek, in de jaren voor de Eerste Wereldoorlog, zakt het literaire bouwwerk enigszins in elkaar, op het moment waar het perspectief wisselt naar de omgeving van de inmiddels teruggekeerde Mercadier, die zelf is afgezakt op de maatschappelijke ladder en in een bordeel zijn theorieën over mens en maatschappij uiteenzet voor een bordeelhoudster die steeds verliefder op hem wordt. Pas als Aragon schrijft over de wederwaardigheden van zoon Pascal, die hotelhouder is geworden, dan komt het verhaal weer enigszins tot leven in de krachtige stijl die Aragon eerder ten beste gaf:

Het leven is een reiziger die zijn mantel achter zich aan sleept om zijn sporen uit te wissen. Geen druppel bloed, geen cel meer van het lichaam van de kleine Pascal is nog over in de Pascal van nu, die op zijn linkerwijsvinger een klein geel plekje heeft van het roken.

Helemaal herstellen op weg naar de sloop van het dak van de wereld doet het verhaal zich echter niet, of het moet het einde zijn, overzien door de bordeelhoudster, maar Aragon heeft dan al met zijn caleidoscoop op fraaie wijze duidelijk gemaakt dat het individualisme slechts een illusie is en dat alle mensen slechts meedeinen op het ritme van de oceaan en alle onderwaartse stromen, hoeveel dromerijtjes ze er ook op na mogen houden en hoezeer ze ook neer- en opkijken naar hun tegen- en medestanders. Of in Aragons woorden over een bus:

Ik herinner me hoe ik op een avond, toen de lichten net ontstoken waren, door Parijs ben gereden in zo’n hotsend en botsend voertuig, dat als een walvis over het oprijzend duister glijdt.

De eerste versie van dit boek was in 1939 af en delen ervan werden gepubliceerd in de Nouvelle Revue Française. Op 2 september van hetzelfde jaar werd Aragon gemobiliseerd en weer – hij had in de Eerste Wereldoorlog ook als militair gediend – ingedeeld bij de medische troepen als assistent arts. Om maar aan te geven dat een boek als dit ook maar een deininkje is in de geschiedenis van de mensheid.

Johannes van der Sluis

Louis Aragon – De reizigers op de imperiaal. Vertaald door Hannie Vermeer-Pardoen, Van Gennep, Amsterdam. 676 blz. € 25.