De mogelijkheid van een blote japon (2)

Ongeveer een maand geleden vertelde ik het verhaal van mevrouw Vaandregt, een Hyacinth Bucket-achtig personage dat droomde van puissant rijke schoonzoons en dat, toen die zich niet aandienden de werkelijkheid zodanig verdraaide dat ze alleen nog maar zag wat ze wilde zien.

         Soms vroeg ik me af, en met mij vele anderen, hoe het mogelijk was dat zij maar niet begreep dat ze zichzelf en niet in de laatste plaats haar dochters totaal belachelijk maakte. Want natuurlijk kon het niemand iets schelen met welke man, voor mijn part vrouw, welke Vaandregt-dochter het nu precies deed, en welk beroep hij (of zij) uitoefende, en hoeveel dat nou schoof.

         Voor ik verder inga op de breuk tussen haar oudste dochter en de ‘man die iets met vliegtuigen doet’ gaan we terug in de tijd, de tijd dat mevrouw Vaandregt nog Ginnie Haas heette en als directie-secretaresse bij een chemisch bedrijf een redelijk maandsalarisje bij elkaar typte. Het was tijdens die jaren dat zij haar verleden als verschopt kind dat zich een weg door een lange rij pleeggezinnen geploegd had, achter zich probeerde te laten in haar geboortestreek: de Peel, in Limburg.

         Volgens de overlevering is zij – nadat ze de meest begeerde vrijgezel van het dorp het stadhuis ingekregen had, en in korte tijd drie dochters produceerde – nooit meer terug geweest naar de plaats waar zij opgroeide. Ik sluit niet uit dat dit waar is, al heb ik er geen bewijs voor. Mijn contacten met mevrouw Vaandregt waren, zoals dat dan heet, hartelijk, erg diep groeven ze niet.

         Je kunt je afvragen of zij echt uit de Peel kwam, en of het verhaal dat zij haar ouders verloren had nog voor zij kon praten (hun Fiat was bij een inhaalmanoeuvre in botsing gekomen met een vrachtwagen met een Duits kenteken), een van de weinige dingen die ze ooit over haar afkomst losliet, wel waar was. Iemand die haar eigen kinderen doodzwijgt, of ze, als het zo uitkomt verloochent, zal er weinig moeite mee hebben zich zo nu en dan het leven van een ander toe te eigenen.

         Dat het haar lukte om Sjim, de geliefde van Tillie, bijna vier jaar door te laten gaan voor een geroutineerde piloot voor wie geen enkele oceaan of continent geheimen verborg – terwijl hij in werkelijkheid koffers vervoerde van incheckbalies naar vliegtuigbuiken – is zonder twijfel een van haar grootste wapenfeiten. Ik heb haar goed genoeg gekend om te weten dat zij er erg trots op geweest moet zijn.

         Sjim – ik heb hem een schuilnaam gegeven – was dus, en ik hoop dat ik de juiste duiding kies, kofferkarbestuurder op Schiphol. Als we even de letterlijkheid aanhangen, zou je kunnen zeggen dat hij niet een man was die iets MET vliegtuigen deed, hij was een man die iets IN vliegtuigen deed: hij dumpte er koffers in.

         Sjims vertrek naar Australië kwam onverwacht, al hebben we het nu ook weer niet over een gebeurtenis gelijk het achtste wereldwonder. Hij had een band met het land, zijn vader kwam er vandaan, en hij bracht er sinds zijn jeugd elke zomervakantie door. Zijn vertrek vloeide voort uit een erfenis, zijn vader kreeg het bedrijf van zìjn vader in handen, een pakpapierfabriek, en bood hem een baan aan. Dat Sjim enthousiast reageerde en als dat gekund had dezelfde dag nog op het vliegtuig gestapt was, zal geen mens verbazen: zijn job op Schiphol was er bepaald niet een met aanlokkelijke toekomstperspectieven.

         Tot zijn spijt bleek Tillie geenszins te spreken over zijn plotselinge carrièremove. Ze weigerde niet alleen hem te vergezellen, ze verdomde het eenvoudig om een verhuizing naar het land van de kangoeroes zelfs maar in overweging te nemen.

         Toch was er iemand die Sjims nieuwe baan in alle toonaarden toejuichte, en werkelijk elk register opentrok om hem ertoe aan te zetten zijn ontslag in te dienen, en een enkeltje naar Melbourne te reserveren. Die iemand was mevrouw Vaandregt.

         Ze moet beseft hebben dat nog niet alle hoop verloren was, en dat een breuk tussen Sjim en haar dochter haar wel eens een veel interessanter schoonzoon zou kunnen opleveren. Het blote japonnen-scenario was terug, ze speelde de rol van haar leven. Met zinnetjes als ‘Je zou wel gek zijn als je zo’n aanbod liet lopen!’ en ‘Als ik jou was, was ik al onderweg’ probeerde ze zijn beslissing te beïnvloeden.

         Haar inspanningen leidden tot het beoogde effect. Toen Sjim, die zij tegen de tijd dat hij zijn koffers pakte ‘mijn lieve Sjimmie’ was gaan noemen, in het vliegtuig naar Australië stapte, moet zij de gelukkigste moeder op het westelijk halfrond geweest zijn.

         Toch zag zij een klein detail over het hoofd: haar dochter was dan wel weer single, ze was ook nog altijd stewardess. En ze had nog altijd lange afstanden in haar portefeuille.

Over twee weken: Hoe Tillie de liefdesbreuk verwerkte

Aristide von Bienefeldt