Homoseks en religie, het blijft behelpen

Ongeveer een jaar geleden ontmoette in een Amsterdamse sauna een jongen van 28 die graag seks met me wilde – dat zal niemand verbazen, want wie wil er nu geen seks met mij? – maar daartoe niet of nauwelijks in staat was, om religieuze redenen.

         Ik werd geacht begrip op te brengen voor de gewetensbezwaren die zich bij sommige reli-homo’s naar de oppervlakte haasten zodra ze (quote De Sade) ‘handelen op basis van hun constitutie, van het stempel dat zij van de natuur hebben meegekregen […].’ Homoseks en godsdienst, het blijft behelpen.

         De lezer vermoedt nu dat de jongeman in de sauna moslim was, en dat was ook zo, maar een problematische omgang met neigingen waarmee je ouders je de wereld ingestuurd hebben, is zeker niet voorbehouden aan onze moslimvrienden.

         Jaren geleden raakte ik verstrikt in een verhouding met een Fransman die een gewichtige functie bekleedde bij de Evangelische Protestantse Kerk en die, toen ik hem leerde kennen, onder druk van zijn arbeidsveld en zijn familie, dreigde te bezwijken voor een huwelijk.

         Een huwelijk met een vrouw – het homohuwelijk bestond nog niet, maar zelfs de gedachte aan een echtverbintenis met iemand van hetzelfde geslacht was onbespreekbaar. Toch was hij één van de weinige gelovigen – zij die de bijbel niet als sprookjesboek lezen maar als gebruiksaanwijzing – die ik gekend heb die bereid was er iets over te zeggen.

         Het was voor hem, hoe graag hij het ook anders zag, onmogelijk om zelfs maar een beginnetje te maken met acceptatie van zijn ‘anders zijn’. Zijn behoefte aan seks met mannen beschouwde hij als een fout in zijn ‘systeem’. Iedereen, was hij van mening, heeft wel zo’n ‘fabrieksfoutje’, de een gaat zich te buiten aan chocola, de ander spendeert zijn halve maandsalaris aan dure parfums, weer een ander laat zich ontroeren door mannelijke geslachtsdelen. Hij compenseerde zijn ‘systeemfout’ met veel bidden en zich actief inzetten voor de misdeelden van de samenleving. Seks met hem was oké, maar nooit zonder alcohol. Als hij klaarkwam huilde hij.

         ‘Ik loop al vijftien jaar bij een psychiater,’ zei een roodharige man die een bedenkelijk soort van katholicisme aanhing en die ik op een zomerse dag aan de rechter Seinekade tegen het lijf liep, ‘maar het wordt alleen maar erger.’

         Hij was een strafpleiter die ik wel eens op tv gezien had toen een zaak waar hij aan werkte veel media-aandacht genereerde. De muren van zijn flat in de rue du Bac leken op de muren van sommige bordelen, gecapitonneerd met dikke lagen schuimrubber eronder. ‘Ik kan net zo hard schreeuwen als ik wil,’ zei hij, ‘niemand die iets hoort.’

         ‘Behalve God,’ glimlachte ik terwijl hij me een zweepje in de hand drukte. Waar de orgasmes van zijn Evangelische collega zich nooit zonder tranen aandienden, kwam hij alleen klaar als hij afgeranseld werd. Misschien is dat het verschil tussen katholieken en protestanten, bij de een vinden de schaapjes verlossing in slaag, bij de ander in tranen. Ook zijn familie drong aan op een huwelijk. Bij elke mail die zijn moeder hem stuurde zat een link naar een dating site.

         Hoe het afliep met de moslimjongen uit de eerste alinea? Ondanks een start die bepaald niet vliegend te noemen is, maakten we er het beste van. We ontmoetten elkaar regelmatig, in een sauna of in een cruisingbar. Op een dag zei hij: ‘Beloof je me dat je me niet zal groeten als we elkaar op straat tegenkomen?’

         ‘Prima hoor,’ knikte ik, ‘al denk ik niet dat dat er ooit van komt.’

         En dat gebeurde dus toch. Een week of twee later, in de Damstraat. Hij kwam me tegemoet, in gezelschap van een jonge vrouw en twee kleine kinderen. Ik herkende zijn gezin van een foto die hij me wel eens had laten zien. Eenmaal op schouderhoogte, keken we elkaar aan, zonder iets te zeggen.

         Mijn blik kruiste ook de blik van zijn vrouw. Op haar lippen verscheen een flauw glimlachje. Ik was kennelijk niet de eerste die instructies had om haar man niet te groeten.

Aristide von Bienefeldt