De vertaling is van mij (Parijse fragmenten)

Toen ik laatst in Parijs was heb ik acht brieven geschreven, en omdat elke brief wel iets bevat wat interessant genoeg is voor meer ogenparen dan de ogen van degene tot wie ik me richt, zal ik hier wat fragmenten kopiëren.

         Uit veiligheidsoverwegingen – we leven in meeslepende, maar ook duivelse tijden – heb ik de namen aangepast. De fragmenten zijn oorspronkelijk in het Engels en in het Frans geschreven. De vertalingen zijn van mij.

Brief aan Tonia in H:

Dank je wel voor de postzegels die je stuurde, maar helaas kan ik er niets mee. Ik begin er steeds meer van overtuigd te raken dat de Nederlandse posterijen extra sterke inkt gebruiken om internationaal georiënteerde postzegels ongeschikt te maken voor hergebruik. Bleekwater, afwasmiddel, ja zelfs alcohol, ik kan schrobben zo hard ik wil, die stempels zitten muurvast.

         Gek genoeg was de postzegel op jouw brief, en dat schijnt tegenwoordig meer regel dan uitzondering te zijn, fris als een ochtendbries. De lachende Alibaba-achtige op de afbeelding moet als een jonge maagd over Scandinavië gevlogen zijn, haar hoofd vol fantasieën over al die Vikingen die haar vanaf het vasteland toejuichten.

Brief aan Sean in I:

Om half twaalf sprong ik op een Vélib, en fietste naar een sauna. Die sauna, in de rue Sainte-Anne, is de laatste veertig jaar nauwelijks veranderd. Dat geldt ook voor de clientèle: op leeftijd, exclusief Frans, kalkwit. Als je de jacht tot deze plek beperkt, zou je zomaar kunnen denken dat Frankrijk nooit een kolonisator was, en dat Le Pen sinds de jaren zeventig de absolute macht bezit. Zoals gewoonlijk was ik de mooiste en de jongste. Toen Lou Reed Everybody’s darling zong moet hij mij in gedachten hebben gehad.

         Om half vier hield ik, voldaan maar uitgeput, een taxi aan op de avenue de l’Opéra. Het was een zwarte Mercedes die in rechte lijn afstamde van het exemplaar waarmee Lady Di zich lang geleden te pletter reed in een tunnel een eindje verderop. Dat zij en ik meer met elkaar gemeen hebben dan me lief is – ook mijn lot is verbonden met een tunnel – daar zullen we het maar niet over hebben.

         Mijn uitputting inspireerde de chauffeur. ‘Vitamine W is de beste die er is,’ zei hij toen we met een sierlijke zwaai place de la République opdraaiden, ‘het houdt me dag en nacht op de been.’

         ‘Vitamine W?’

         Hij hield me een pakje sigaretten voor. Op de bovenkant las ik: Winfield.

Brief aan Flora in A:

Toen ik vanmiddag op M*** zat te wachten, bij de Niki de Saint Phalle fontein – eigenlijk de Stravinsky fontein, je weet dat ik sommige plekken graag een eigen naam geef – werd ik door een potige dertiger met een rossige baard aangesproken. Hij stelde zich voor als fotograaf, gespecialiseerd in het vereeuwigen van ‘interessante mensen.’

         ‘En u denkt dat ik interessant genoeg ben om in het gaatje van dat apparaat te verdwijnen (ik wees naar het oog van zijn camera)?’ Hij knikte, en lachte een lachje waarvan de gebruikelijke duiding geloof ik ‘schaapachtig’ is.

         De sessie duurde een minuut of tien, ik werd gefotografeerd met flesje (en zonder), met pruik (en zonder), met zonnebril (en zonder). Toen hij aan mijn voeten lag (ik had hem verteld dat ik in Nederland een beroemd schrijver ben), werden we opgeschrikt door een horde Japanse toeristen. Eerst bekeken ze me aandachtig, alsof ik een kunstwerk van Jeff Koons was, daarna trokken ze hun telefoons (en/of camera’s) en begonnen ook foto’s van mij te maken. Ik dacht aan Yoko Ono en Haruki Murakami en mijn hart huppelde.

         Natuurlijk vergat ik om een visitekaartje te geven, net als laatst op het Boekenbal. Als ik zo doorga wordt het nooit iets met die ‘Big in Japan’ dromen van mij.

Ik zou er nog een aantal fragmenten aan kunnen toevoegen, maar die houd ik nog even vast. Kruit, één keer verschieten, u kent het wel. Maar omdat de lieve dame die mijn kronieken inleest, er steeds op hamert mijn stukken op een, ja hoe zeg je dat, verantwoorde manier af te sluiten, zit ik nu een beetje te dralen.

         Misschien zou ik een wens mogen doen? Ja, dat lijkt me wel iets. En dan vertel ik over twee weken of hij is uitgekomen.

Aristide von Bienefeldt