Met jargon besmet

Niet alle schrijvers zijn alleen maar schrijver, velen oefenen daarnaast nog een ander beroep uit. En zoals de opvoeding, het geloof-van-huis-uit’en het vak of ambacht van de vader zich een vaste plaats in de moderne Nederlandse literatuur hebben verworven, zo is het ook met het beroep van de schrijver: wie weet niet dat Maarten ’t Hart bioloog is en onderzoek naar het gedrag van ratten heeft gedaan, dat Gerrit Jan Zwier antropoloog is, F.B. Hotz musicus was en Jan Siebelink in het onderwijs zat…?

Schrijvers schrijven over hun beroep, tenminste af en toe. En waarom ook niet? Wie de schijnwerper op zijn eigen achtertuin richt, verkleint de kans onbezonnen of ongeloofwaardige opmerkingen te maken over de wereld buiten de omheining.

cake-walk rodenkoZulke opmerkingen maakt ook Olga Rodenko niet in haar nieuwe verhalenbundel, maar ze had een beroep dat zich moeilijker laat beschrijven — denk ik — dan menig ander: ze werkte als therapeute in een tehuis voor moeilijk opvoedbare jongens; ze verkeerde in de sfeer van de hulpverlening. De taal die daar gebezigd wordt is, afgezien van de vaktaal waarover elk beroep beschikt, zo met jargon besmet dat flarden daarvan in een onbewaakt ogenblik makkelijk in het verhaal terechtkomen. De personen uiten zich dan in clichés, ze worden een persiflage op zichzelf. Dankzij haar ironie weet Olga Rodenko dit gevaar doorgaans te bezweren (‘Vaag hoorde hij de stem van De Koning de hem welbekende termen uitspreken: stimuleren, activeren, motiveren, socialiseren, betrekken in het groepsproces… En zonder ernaar te kijken wist hij dat iedereen zat te knikken, bijna ritmisch, bijna aanstekelijk.’), maar soms gaat het ook apert fout. In het verhaal ‘De lijn der dingen’ dist Tabe ‘een stuk levensgeschiedenis’ op; wat hij ermee wil zeggen blijft duister, ‘of het moest het ongewone zelf zijn van de dingen die hij vertelde. Het anders-dan-gewone, bedoel ik’. Ironisch of niet (ik heb de passage negenmaal herlezen en kwam er niet achter), zonder uitleg is de mededeling over het ongewone onbegrijpelijk en bovendien is zij lelijk. Het tij zal wel niet te keren zijn, maar ik houd zulke frasen graag nog even buiten de deur, en zeker buiten de literatuur.

Cake-walk luidt de titel van de bundel. Een cake-walk (afgebeeld op het fraaie omslag) is een kermisattractie: ‘Trappen die onder je wegglijden als je ze wilt betreden, een vloer die zodra je er een voet op zet beweegt of opeens in de diepte zakt, een brug die je heen en weer smijt, een leuning die uit je handen glipt, een rukwind die je rok omhoog blaast.’ De kermisattractie is een symbool voor de wijze waarop het merendeel van Rodenko’s hoofdpersonen in het leven staat: gebeurtenissen, ervaringen en soms alleen al hun eigen gedachten hebben hen zo door elkaar geschud dat waan en werkelijkheid, droom en daad niet meer van elkaar te onderscheiden zijn. Daardoor zijn ze buiten de ‘normale’ samenleving geraakt en in de wereld van de hulpverlening beland.

Peter, bijvoorbeeld, die de hoofdpersoon is in het titelverhaal, heeft een baantje op de kermis gekregen nadat hij enige tijd in een tehuis voor moeilijk opvoedbare jongens verbleef. Hij slaat een jongen die bij een andere kermistent werkt in elkaar, wordt aangehouden en vraagt in de cel of zijn vroegere maatschappelijk werker en therapeute hem mogen bezoeken. Als ze komen heeft hij hun nauwelijks iets te vertellen, hij beseft amper wat hij heeft gedaan en doet geen poging een veroordeling te ontlopen. Al wat hij wil is iemand zien die hij kent. Dat gegeven had een ontroerend verhaal kunnen opleveren, of een aanklacht tegen een wereld die zichzelf ‘normaal’ noemt — maar het wordt geen van beide. ‘Alsof ook hij bang was dat ene stukje eens-zijn kwijt te raken als we nog langer bij elkaar bleven,’ laten de maatschappelijk werker en de therapeute Peter achter. Net als bij de andere vier verhalen, of ze nu meer naar het fantastische neigen of naar het surrealistische, blijft het bij een anekdote. En die wordt nog niet eens opmerkelijk verteld ook.

Anton Brand

Olga Rodenko – Cake-walk en andere verhalen. Meulenhoff, Amsterdam 160 blz.

Deze recensie verscheen eerder in het Nieuwsblad van het Noorden op 26 april 1984.

(Foto via: The Library of Congress, Flickr Commons, Coney island, the ‘Cake Walk’ 1911)