Niemand gaat mij meer verrassen

‘Niets bestaat dat niet iets anders aanraakt.’ Deze zin hoort bij het oeuvre van Jeroen Brouwers, maar je kunt met een gerust hart stellen dat Vogeljongen van Guus Bauer niet zou bestaan als niet Jeroen Brouwers Het hout had geschreven. In zijn recensie van de roman van Brouwers denkt Bauer terug aan zijn tijd op een katholieke kostschool geleid door broeders:

Uw recensent denkt even – nee, nog vaak en helemaal na lezing van Het hout – aan de hyperintelligente, schriele, bebrilde vogeljongen D. die hij bungelend aan de klok in de slaapzaal vond. In de jaren zeventig waren de concentratiekampgelijke regels en de willekeur in een afgezwakte vorm nog steeds voelbaar. Alsmede de andere ingesleten gewoonten.

guus bauer vogeljongenVogeljongen begint echter niet op een kostschool in de jaren zeventig, maar in het ziekenhuis in het heden. Een zakenman ligt daar in coma nadat hij in elkaar geslagen is, maar hij is in staat alles om hem heen waar te nemen. En hij kan vooral denken. Een mooie constructie, want er komen allerlei mensen aan zijn bed, van familieleden tot een onbetrouwbare zakenpartner waardoor er op een vrij natuurlijke manier herinneringen worden opgeroepen aan het verleden waarin deze personen een rol hebben gespeeld.

In alternerende superkorte hoofdstukken die de vaart van de vertelling er goed inhouden wordt het heden met het verleden afgewisseld. Het gehannes in het ziekenhuis om de ik-figuur uit zijn coma te halen wordt op een subtiele wijze gespiegeld in de vertelling over de jeugd van de hoofdpersoon. We komen te weten dat de vader al vroeg overlijdt en dat zijn moeder, die vaak nogal kwaadaardig reageert, er dan alleen voor staat. Zij besluit om haar zoon naar een katholiek internaat te sturen. De lange gangen in dat labyrintische gebouw komen in het heden terug als het bed door de ziekenhuisgangen gemanoeuvreerd wordt. Zowel ziekenhuis en internaat worden een soort gevangenis voor de ik-figuur die alleen in zijn gedachten nog vrij kan zijn.

De vriendschap met de vogeljongen, een jongen van gegoede ouders, helpt de ik-figuur te overleven tussen de broeders die zich ook in deze roman aan de jongens vergrijpen. Bauer verwijst, in tegenstelling tot Brouwers in Het hout, bijna terloops naar de misstanden. Ze horen erbij.

De ik-figuur ontdekt voor zichzelf een schuilplaats op het terrein (‘Niemand gaat mij meer verrassen.’), waar hij uit handen blijft van de broeders.

Papa, ik heb mijn onderduik gevonden, weet nu écht wat het betekent.

Op het eind van de roman worden in een recordtempo vele raadsels in het boek ontsluierd: waarom reageerde de moeder zo harteloos? Waarom verlangt de hoofdpersoon zo terug naar de buurt waar hij is opgegroeid? Zoals een misdadiger aan het eind van een crimi de hele waarheid vertelt zodat wij als kijker tevreden kunnen slapen, zo vertelt de moeder bij het ziekbed van haar zoon haar hele levensverhaal aan haar kleindochter. Daardoor komen de keuzes van de moeder toch in een ander daglicht te staan.

Misschien is dat de enige tekortkoming van de roman: je zou willen dat het niet zo snel eindigde. Van de romans die ik van Guus Bauer tot nu toe heb gelezen, is Vogeljongen de beste.

Coen Peppelenbos

Guus Bauer – Vogeljongen. Marmer, Baarn. 176 blz. € 17,95.