Amsterdams straatrumoer

Drie jaar geleden maakte de Amsterdamse historicus Gerrit Grobben (1950) een opmerkelijk debuut met de roman De eendenkooi, de gruwelijke maar prachtig vertelde geschiedenis van een apathische man en zijn vereenzamend dochtertje. Het boek was vooral zo mooi omdat Grobben een verhaaltrant hanteerde die je achteloos zou kunnen noemen: ogenschijnlijk is er niets aan de hand, maar eer je het weet zit je midden in het geweld en de ellende. Datzelfde procedé gebruikt Grobben nu in Wolfram, een roman vol Amsterdams straatrumoer. Opnieuw wordt het thema langzaam maar zeker omcirkeld en wordt bijna onderhuids naar een verbijsterende climax toegeschreven. ‘Een spookrijder in woorden,’ noemt hoofdpersoon Theo Wolfram zichzelf, en dat is ook voor Grobbens stijl een toepasselijk beeld. Sober als zijn woorden en zinnen zijn, de voorvallen die ermee worden beschreven zijn van niets anders doortrokken dan het onheil dat ons ten slotte te wachten staat.

grobben wolframPlaatste Grobben zijn hoofdpersonen in De eendenkooi ver buiten de samenleving, in een ontoegankelijk domein, in Wolfram heeft die samenleving volop deel aan het drama. Thema is de zogenoemde kleine criminaliteit: vandalisme, bedreiging en straatterreur uit vertveling, in politiek opzicht zwemend naar een niet of nauwelijks doordacht rechts-radicalisme. Theo, een jaar of achttien oud, creëert een netwerk van leugens om niet meer naar zijn werk in een dierenwinkel te hoeven gaan. Al is het met enige terughoudendheid, hij sluit zich aan bij een groep jongeren die vanuit een cafetaria de buurt terroriseert; ouderen en homoseksuelen zijn het voor de hand liggende doelwit. Theo’s denken over de activiteiten van de groep wordt gaandeweg zowel beïnvloed door zijn breuk met Sylvia, een meisje uit de middenklasse, als door de bizarre gevolgen van een merkwaardig incident: Theo is er getuige van dat het lijk van een 62-jarige man, vermoedelijk een zelfmoordenaar, wordt gevonden. In diens portefeuille zit een snipper krantepapier – fragment uit een gedicht dat Remco Campert schreef naar aanleiding van de dood van Hans Kok, die in 1985 zoveel beroering veroorzaakte. ‘Kom Amsterdammers, let op uw saeck!’ Wat Theo betreft, is dat niet tegen dovemansoren gezegd – en toch kan hij niet voorkomen dat het geweld escaleert. Een uitstapje naar Antwerpen, in gezelschap van de door het nazisme geobsedeerde Oswald, loopt fataal af. Sylvia’s nieuwe vriend is het slachtoffer, maar het had ieder ander kunnen zijn. Wolfram is een zo realistische geschiedenis dat het bijna niet anders kan of Grobben moet hebben gespeeld met de gedachte het verhaal een constructief perspectief mee te geven, of op zijn minst aan het waarschuwen en zedenmeesteren te slaan. Het feit dat hij die valkuil heeft weten te vermijden is wat zijn boek betekenisvol maakt. Niet bijster opwekkend, nee, maar wel op iedere bladzijde boeiend.

Anton Brand

Gerrit Grobben – Wolfram, De Bezige Bij, Amsterdam.

Deze recensie verscheen eerder in het Nieuwsblad van het Noorden van 3 maart 1989.

[Dit is de laatste aflevering van de recensies uit het archief van Anton Brand. Veel dank voor het mogen overnemen van deze recensies. Anton Brand zal incidenteel voor Tzum blijven schrijven.]