Het geheugen als onbetrouwbare gids

Dick Swaab was te gast bij Pauw. De redactie had één hoofdstuk uit zijn nieuwste boek gelicht dat over het criminele brein ging. Een complex onderwerp moet wel teruggebracht kunnen worden tot een behapbaar talkshowitem met plaatjes en filmpjes. We zagen een scan van het brein en bij de crimineel waren grote gebieden in de voorste hersenen groenig, terwijl ze bij een gewoon mens er rodig uitzagen. Bij criminelen ontbraken bepaalde functies, zoals empathie legde de professor uit. In de top van het internationale bedrijfsleven en bij banken kwam je ook dit soort mensen tegen. Mensen die verantwoordelijk waren voor massaontslagen, mensen die de oorzaak waren van de financiële crisis waarin we terecht gekomen waren.

‘Zijn daar foto’s van?’ vroeg Pauw. ‘Zijn die mensen ook wel eens gescand?’

‘Eh nee,’ giechelt de professor, ‘die laten zich weinig scannen.’

draaisma-geheugenIk vroeg me af hoe Douwe Draaisma, hoogleraar Psychologie in Groningen, naar deze beelden had gekeken. In zijn nieuwste boek Als mijn geheugen me niet bedriegt staat een lang hoofdstuk over de Ted Kaczynski, beter bekend als de ‘unabomber’. Toen deze man, die verantwoordelijk was voor een serie bomaanslagen, eenmaal gepakt was, probeerde men te zoeken naar de bron van zijn daden. Hij liet zich niet echt onderzoeken, behalve door Sally Johnson die Kaczynski tweeëntwintig uur sprak. Dat nam niet weg dat ook door andere psychiaters diagnoses stelden op grond van haar materiaal, gesprekken met familieleden en bekenden die in de media waren opgedoken en rustig met labels konden strooien. Kaczynski was een autist, een psychopaat, een narcist, een schizofreen, misschien had hij het syndroom van Asperger of een antisociale persoonlijkheidsstoornis. Het is een beetje onterend voor de wetenschap dat er zoveel uiteenlopende diagnoses gesteld werden op grond van zo weinig onderzoek. Het is echter niet Draaisma’s bedoeling om de psychiatrie belachelijk te maken, al komt de beroepsgroep er niet heel goed vanaf met al die overhaaste conclusies en gemakzuchtige vooronderstellingen. Draaisma is vooral geïnteresseerd door de herinneringen aan de feiten. Worden bepaalde zaken uit de jeugd van de unabomber niet juist herinnerd en geïnterpreteerd omdat mensen weten wat hij jaren later uitvoerde? Het verleden wordt gekleurd door het heden.

‘…omdat iets wat in de jeugd gebeurd is, dikwijls het gevolg is van een voorval op oudere leeftijd,’ is het motto, afkomstig van Marten Toonder dat op de uiteenlopende onderwerpen van dit boek van toepassing is. Of het nu gaat om de leeservaring die, als je ouder bent, totaal kan verschillen met de (herinnering aan) de leeservaring van je jongere zelf, om herinneringen aan een gezamenlijk verleden van bandleden, om de herinneringen aan een gewelddadige jeugd; elke keer blijkt dat het geheugen een weinig betrouwbare gids is.

Het aantrekkelijke van de boeken van Douwe Draaisma is dat hij toegankelijk schrijft zonder dat hij op de hurken gaat zitten. Hij populariseert zonder dat hij de wetenschappelijke distantie laat varen. Vaak begint Draaisma zijn verhalen in de fictie en eindigt hij bij de huidige stand van de wetenschap. Zo schreef Belcampo al over een ‘vergeetpil’, waardoor nare herinneringen uit ons brein verwijderd zouden worden. Inmiddels zijn we zover dat de wetenschap een pil heeft ontwikkeld die, ingenomen na een traumatisch moment, de herinneringen aan dat moment enigszins verzachten, waardoor de verwerking van het trauma beter verloopt of beter gezegd de kans op een posttraumatisch stresssyndroom verkleint. In eerste instantie gunstig, zou je denken maar Draaisma zet er zoveel kanttekeningen bij dat je op het eind niet meer weet of je voor of tegen moet zijn. Naast ethische en juridische consequenties (‘dan had je maar een vergeetpil moeten slikken’), zijn er ook psychologische bezwaren. Uit onderzoek blijkt dat juist mensen die al een traumatische ervaring achter de rug hebben, minder geneigd zijn om bij een nieuw traumatisch voorval een vergeetpil te nemen.

Liever de emotionele belasting van een akelige ervaring, lijkt het, dan een gat waar ooit de herinnering zat. Géén herinnering hebben, in de wetenschap dat er wel iets gebeurd is, iets ernstigs, kan meer schade aanrichten dan de herinnering aan wat er werkelijk gebeurd is. Vrouwen die verkracht waren terwijl ze door alcohol of heimelijk toegediende drugs buiten bewustzijn waren, bleken meer moeite met de verwerking te hebben gehad dan vrouwen die zich de verkrachting wel herinnerden.

Zo is de wetenschap het best gediend: in plaats van klip en klare antwoorden die het goed doen op tv heb ik liever de nuances, de zijwegen en de tegenwerpingen.

Coen Peppelenbos

Douwe Draaisma – Als mijn geheugen me niet bedriegt. De Historische Uitgeverij, Groningen. 176 blz. € 19,95.