Siciliaanse jongens

De rode anjer begint met een kus. De Siciliaanse gymnasiast Alessio Mainardi is bijna zeventien in juni 1924, het is warm en hij loopt over van dadendrang. In de schoolgangen komt hij de mooie Giovanna tegen. Ze is ouder dan hij, maar tot zijn verbazing gaat ze in op zijn avances. Ze kussen; en dan geeft Giovanna hem een rode anjer.

In die mooie eerste pagina’s roept Elio Vittorini (1908-1966) in klare taal een voorbije wereld op. Alles geurt en schittert van kleur. Alessio is verliefd en draagt de anjer in zijn knoopsgat: ‘Vanaf de bar, waar ze hun koffie met sterke drank dronken, bekeken een paar koetsiers me van top tot teen, richtten vervolgens hun blik op het knoopsgat van mijn jasje en glimlachten.’

Maar in het vervolg blijkt de geïdealiseerde kalverliefde slechts één van de stadia die Alessio doormaakt in een boeiend Siciliaans Bildungsverhaal.

Minstens zo’n grote rol speelt Alessio’s vriendschap met de iets oudere Tarquinio, een van zijn kamergenoten in een scholierenpension. Samen ontvouwen ze allerlei jongensachtige plannen, Tarquinio voorop: ‘Alles wat hij wist werd iets van ons tweeën. Zijn boeken werden mijn boeken, zijn ideeën werden mijn ideeën, zijn logica werd mijn logica.’ Tarquinio doet wel wat meesmuilend over Alessio’s verliefdheid en geeft zelf de voorkeur aan een blonde dame uit ‘het Huis met de Sofa’, een hoertje met de Duizend-en-één-nacht-naam Zobeida.

Volwassenen ontbreken. Alessio en Tarquinio leven in een jongensbiotoop die Vittorini goed weet te treffen: het gymnasiastentaaltje, het wijsneuzerige snoeven, de grofheid en de grote ideeën. Wat ook opvalt is het laconieke geweld. Er wordt gedreigd en geknokt en Alessio fantaseert terloops over het geweer van zijn oom – om werkelijk aan het leven te beginnen lijkt het hem ‘noodzakelijk om iemand om te brengen.’ ‘O, wat was het woord “antiburgerlijk” toch fascinerend! En wat hadden we zin om te schieten!’ Wanneer vervolgens de moord op de socialistische politicus Matteotti (10 juni 1924) hartstochtelijk wordt toegejuicht dringt tot je door dat de jongens fanatieke fascisten zijn.

Dat komt een beetje als een schok. De zintuigelijk beschreven jongenswereld leek in zekere zin jenseits von Gut und Böse. Tegelijkertijd slaagt Vittorini erin iets over te brengen van de aantrekkingskracht die uniformen en daadkracht indertijd moet hebben gehad. Vijf jaar na de Grote Oorlog lag het oude Europa definitief aan gruzelementen, alles moest anders, en dat de nieuwe wereld vredig tot stand zou komen lag niet direct voor de hand. Je kunt je zelfs voorstellen dat ‘fascisme’ een spannende en moderne klank had, voordat de beweging zichzelf voorgoed door het slijk haalde. Vittorini was zelf lid van de fascistische partij, tot hij eruit werd gegooid omdat hij in 1936 stelling nam tegen Franco in de Spaanse Burgeroorlog.

Vittorini schreef De rode anjer halverwege de jaren 30 als feuilleton voor een prominent literair tijdschrift. De geplande boekuitgave werd verboden door de fascistische censuur, volgens Vittorini om politieke redenen, maar in feite vanwege expliciete erotiek. Pas na de Tweede Wereldoorlog, en na het nodige knippen en schaven, verscheen de roman stevig herzien in zijn huidige vorm.

Die complexe ontstaansgeschiedenis, inclusief politieke omwentelingen, zou de geknakte spanningsboog van De rode anjer weleens kunnen verklaren. Na de krachtige openingshoofdstukken zakt het verhaal wat in, wordt het stilistisch conventioneler en raakt de rode bloem uit zicht. Alessio brengt de zomer door bij zijn familie. Hij schrijft in zijn dagboek en correspondeert met Tarquinio, van wie hij ook overdrachtelijk verwijderd raakt. Hij studeert hard en observeert de werklui van zijn vaders bakstenenfabriek; de opzichtig socialistische lofzang op het arbeidersbestaan schijnt Vittorini later te hebben ingevoegd, als truc om zich van zijn fascistische verleden te distantiëren.

Wanneer Alessio voor het nieuwe schooljaar terugkeert naar ‘de stad met de roze berg’, zoals hij Syracuse consequent noemt, keert ook het momentum van de vertelling terug. De vriendschap met Tarquinio wordt herijkt, evenals hun liefdesgeschiedenissen. En ook de rode anjer krijgt een verrassende nieuwe betekenis, terwijl de jongensachtige brille plaatsmaakt voor pril volwassen realisme.

Elio Vittorini wordt vooral herinnerd om zijn allegorische Gesprek op Sicilië, waarin hij zich eind jaren 30 tegen het fascisme kantte. In die kleine roman, over een zoon die na jaren zijn moeder opzoekt, roept hij in bedwelmende zinnen en absurde dialogen een primitief, bijna mythisch Sicilië op. Zo ongewoon goed is De rode anjer niet – wel een fascinerend tijdsbeeld, verpakt als markant jongensboek.

Joep Stapel

Elio Vittorini – De rode anjer. Vertaald door Emilia Menkveld. Cossee, Amsterdam. 224 blz. € 22,99.