Als het vuur gedoofd is, komen de wolven

In 2013 overleed Henk Godthelp, bij leven boegbeeld van het Amstelveens Nieuwsblad, ook wel ‘Mister Amstelveen’ genoemd. In de laatste jaren van zijn leven werkte hij aan zijn eerste roman Slapen op je tenen, die postuum is verschenen. Het was Godthelps uitdrukkelijke wens ‘ooit op een boekenplank te staan.’ Met het uitgeven van zijn debuutroman is aan die wens voldaan.

Slapen op je tenen is het verhaal van Herman Lampra. Ontevreden met het leven dat hij zelf leidt, kan hij alleen maar met een soort jaloezie kijken naar zijn beste kameraad Erik. Erik is de vrouwenbehager, terwijl Herman alleen maar wil jagen op vrouwen. Heeft hij zijn prooi eenmaal te pakken, dan slaat de verveling al snel toe. Wat hij het meest in Erik waardeert is zijn stoïcisme:

‘een karaktertrek die Herman ook had gewenst. Erik paarde stoïcisme aan een enorme authenticiteit en een ironisch gevoel voor humor. Een hoge mate van oorspronkelijkheid en originaliteit, en ogenschijnlijk niet van zijn stuk te brengen.’

Erik kan genieten van de zinloosheid van het leven. Herman is bijna het tegenovergestelde. Heetgebakerd en kortaangebonden. Snel te verleiden tot roekeloos gedrag. Altijd op zoek naar de pot goud aan het eind van de regenboog. Al jaren geleden heeft hij het besluit genomen dat hij wil vervagen: hij wil Erik worden, zodat Erik Herman kan zijn. De lezer hoeft alleen nog maar te begrijpen hoe hij tot dit besluit is gekomen.

Zowel Erik als Herman heeft kenmerken van de auteur. Erik is, net als Godthelp, boomlang en gebruikt veelvuldig de uitspraak: ‘Hulde’. Herman heeft problemen met zijn longen, is een enthousiaste drinker en schrijft voor een krant. Godthelp is overleden aan een longziekte, was chef redactie van een krant, was een veelgeziene gast in de Amstelveense horeca en gebruikte ‘Hulde’ waar het hem uitkwam. Herman is er niet duidelijk over wat hij zou willen behouden en wat hij van Erik zou willen krijgen: Herman kan Erik worden, maar Erik kan ook Herman zijn. Het is hem om het even, maar hij wil wel graag als ‘authentiek’ worden herinnerd als hij eenmaal dood is. Godthelp schrijft het zelf al, terwijl hij refereert aan Multatuli: ‘Gelezen willen worden, zou van te veel pretentie getuigen.’ En zo is het maar net.

Slapen op je tenen is prima als postuum eerbetoon, maar als romandebuut overtuigt het niet. In de eerste plaats is het verhaalgegeven niet origineel: een man die een ander wilde zijn. Als deze man dan ook nog Herman blijkt te heten, is de stap naar Herman uit de songteksten van Acda en de Munnik snel gezet. Een bijzondere uitwerking van het verhaalgegeven of een opvallende structuur kan een boek dan nog wel redden, maar ook die ontbreken in Slapen op je tenen.

Daarnaast onderschat de auteur de lezer stelselmatig. Vanaf de eerste pagina is er sprake van een verteller die alle details in wil vullen, opdat de lezer niets zal ontgaan. Dit resulteert al snel in zinnen die redundant en rommelig zijn, zoals op het moment dat de twee mannen samen op een terras zitten:

‘Mmmm. Zeker, Herman, zeker, zei de man die Erik werd genoemd. Terwijl de drukke man, die Herman heette, achteroverleunde, zijn armen gekruist voor zijn borst, vielen slierten van zijn lange haar voor zijn gebruinde gezicht.’

Daarbij is het vanaf het begin van het boek al duidelijk waar het verhaal naar toe gaat. Mocht de lezer het toch nog niet in de gaten hebben: de verteller helpt je wel. Al op de helft van het boek weet de oplettende lezer hoe Herman het allemaal aan gaat pakken. Als lezer hoef je alleen maar mee te sudderen met het verhaal.

Ronduit irritant zijn de verschillende Wikipedia-achtige passages, waarin de lezer uitleg krijgt over de gevolgen van suikerziekte, de symptomen van een darmziekte, het ontstaan van venerische wratten of de biografische achtergronden van Hans Andreus en Levi Weemoedt. Bijeengegoogeld en even overbodig als het merendeel van de te talrijke verwijzingen naar andere teksten.

Interteksten kunnen een boek subtiel diepgang geven, maar in Slapen op je tenen is van subtiliteit geen sprake. Opnieuw lijkt de verteller bang dat de lezer de verwijzing niet opmerkt, waardoor hij zich geroepen voelt om deze nadrukkelijk te markeren: ‘Het is beter iets moois te verliezen, beter verliezen dan dat je het nooit hebt gehad zong Jack Poels namens de heilige Anthonius met Rowwen Hèze.’ Tenenkrommend, net zoals de manier waarop verwezen wordt naar ‘ene M. Vasalis, een dichter die met grote regelmaat werd geciteerd in overlijdensadvertenties.’

Aan het eind van het verhaal, als Herman zijn eigen overlijdensbericht deelt met Erik, is de rem volledig losgeschoten en ontaardt het verhaal in een opsomming van delen van songteksten, complete gedichten en titels van songs.

Ten slotte ontbreekt het in Slapen op je tenen bij vlagen aan geloofwaardigheid. Dat beide mannen stevige drinkers zijn, wil de lezer best geloven, maar dat binnen een monoloog van hooguit tien minuten driemaal een nieuwe fles wijn aangerukt moet worden, terwijl er ook al twee leeggedronken zijn, gelooft niemand.

Slapen op je tenen is vlot en humoristisch geschreven, waardoor de lezer bereid is door te lezen en het boek niet voortijdig aan de kant legt. De aanwezigheid van Henk Godthelp in het voorwoord, in de personages, in het naschrift en in het dankwoord van zijn vrouw maakt dat het verhaal weliswaar tastbaarder wordt en dichterbij komt, maar dat is te weinig om van een sterk debuut te spreken.

Geertje Otten

Henk Godthelp – Slapen op je tenen. Uitgeverij Hulde, Aalsmeer, 205 blz. €19,99