Hoe wonderlijk: het doodgewone

Met een fles gin als cadeau gaat een man naar een doopfeestje. Onuitgenodigd. De heer des huizes doet open.

‘Fix,’ zei Albert Cousins. [-]
‘Al,’ zei Fix [-]. ‘Fijn dat je kon komen’. Hij zwengelde tweemaal hard zijn hand en liet los.
‘Ik ben net op tijd,’ zei Cousins. […] De kleine, driehoekige sandwiches waren grotendeels op, de koekjes voor de helft. Het tafelkleed onder de punchschaal was roze en vochtig.
Fix deed een stap opzij en liet hem binnen. ‘Maar je bent er.’ […]
‘Had het niet graag willen missen.’

Beide mannen zijn ervan doordrongen dat de ander niet deugt. Ze wantrouwen elkaar en kijken op elkaar neer, maar zitten vast in conventie. Het is alsof ze hun woorden niet zelf kunnen kiezen: de dialoog ontrolt zich. Als de een de ander de deur had geweigerd, waren de vijftig jaar die op dit moment volgden, heel anders verlopen. Voor alle tien hoofdpersonen van Gemeengoed van Ann Patchett.

Gemeengoed is een boek om in zijn geheel te citeren, zo simpel en tegelijk elegant volgt de ene zin op de andere. Het is harmonieus en verlokkend, van zowel stijl als opbouw. Alles erin lijkt vanzelfsprekend, hoogst geloofwaardig en totaal logisch, maar saai is het nergens. Wie eraan begint, wil perse doorlezen. Vanaf de eerste alinea is de lezer ‘binnen’, bekend met de personages, benieuwd hoe het verder gaat, al staan er geen grootse woeste meeslepende avonturen beschreven, maar juist wat er achter gewone voordeuren gebeurt. Het is onnadrukkelijk en tegelijkertijd geladen. Hoe wonderlijk, lijkt Pratchett te willen zeggen, is het doodgewone.

Patchett zegt waar het op staat, of liever, ze tóónt het, in zintuigelijk proza. De manier waarop iemand een sinaasappel doorsnijdt, een stoel verschuift, in bed stapt. Hoe stil en spannend een schoolgebouw van binnen is op een zaterdag. Ze noemt kleuren, geuren, gevoelssensaties en geluiden, maar vangt met evenveel speels gemak de gedachten van haar tien personages, verspreid over negen hoofdstukken, waarbinnen vijftig jaar verstrijkt. Alles is uitstekend gedoseerd.
Haar raffinement komt ook naar voren in het ogenschijnlijk gemak waarin zij een wisselend vertelperspectief hanteert. Wij zijn de één, wij zijn de ander: de lezer leeft met iedereen evenzeer mee. Er is geen goed en kwaad, allen zijn sympathiek (en evengoed soms irritant): echte round characters.

Het enige onhandige aan dit boek zijn de vele namen. De zes kinderen uit het beginhoofdstuk raken verbonden omdat vader van het ene gezin (de ongenode gast) de moeder van het andere gezin kust (op het gin overgoten doopfeestje), waarna scheidingen volgen en ze voortaan met elkaar opgescheept zitten.

Omdat het boek zo’n lange tijdspanne bestrijkt, groeien de kinderen op en krijgen zelf geliefden en kinderen, terwijl hun ouders na de scheiding opnieuw scheiden, althans sommige, waarna ze weer nieuwe echtgenoten vinden, etcetera. Ik raakte geregeld de kluts kwijt en kwam in de verleiding een namen- en afstammingslijst naast het boek te leggen. Dat zou temeer handig zijn omdat voor-, achter- en bijnamen door elkaar worden gebruikt.

Doordat alle tien personages even belangrijk zijn, en de lezer even na aan het hart komen te staan, was ik verbaasd om, nadat ik het boek uit had, in interviews te lezen dat Gemeengoed een autobiografische roman is. Anders dan bij de meeste autobiografische romans is er geen ik-persoon die de schrijver zelf verbeeldt. Ik zou niet eens met zekerheid kunnen zeggen welk personage gebaseerd is op Patchett zelf. Gemeengoed is haar zevende roman. Ze vond het tot nu toe knap van zichzelf zich niet te verlagen tot autobiografisch proza, tot ze zich realiseerde dat dit nu juist was wat ze niet dúrfde te schrijven, al die tijd. Gelukkig heeft ze het er nu alsnog op gewaagd.

Judith Eiselin

Ann Patchett – Gemeengoed. Uit het Engels vertaald door Hien Montijn. De Bezige Bij, Amsterdam. 320 blz. € 19,99.