Op weg naar de limiet

Hans Koeleman (1957) was vele malen Nederlands kampioen steeplechase en deed mee aan de Olympische Spelen van 1984 en 1988 in Los Angeles en Seoel. Met Olympiërs maakt de voormalig atleet en historicus zijn romandebuut. Het is een boek vol torenhoge aspiraties, afzien, overmoed en angst, waarmee de weg naar de Spelen is geplaveid. Daarmee is Olympiërs een bijzondere inkijk in de wereld van de topsport, maar is het daarmee ook een vaardig geschreven roman?

Het verhaal begint op 17 maart 1984, als Koeleman zich in als geschiedenisstudent in Clemson (South Carolina) en later in Europa voorbereidt op het behalen van de limiet voor het toernooi der toernooien, en eindigt op 6 augustus 1984 (‘twaalf over half zeven in de avond’) op de Olympische atletiekbaan in Los Angeles. In die kleine vijf maanden laat de schrijver de wereld van de topsporter vooral voelen:

Smeltend asfalt! Dit kan er nog wel bij. Ik ren alsof ik door plassen water ren. Alleen dan anders. Niet nat en koud, maar heet. Een oven. Een oven waarvan de deur is dichtgetimmerd. Een existentialistische horror. No way out. Vandaag ben ik de loper die, op weg naar de heuvels, het gevecht aangaat met de zon, met bedwelmende hitte, met adembenemende vochtigheid. En godverdomme geen zuchtje wind. En dan nog smeltend asfalt dat mij wil tegenhouden. Ik voel de rotzooi plakken onder mijn schoenen. ‘Ik hou je tegen. Ik hou je lekker tegen,’ hoor ik. Sodemieter op.

Deze enigszins gezwollen taal is kenmerkend voor Olympiërs. Je kunt het zien als het resultaat van grote inspanning, als ervaringen die alleen zijn te delen met lot- of soortgenoten. Schrijnend voorbeeld is de passage over de atlete, vriendin en studiegenoot Karen Fletcher, die zich niet plaatst voor de Spelen en als gevolg daarvan rechtstreeks via de gang naar de uitgang van het stadion mag lopen (‘succes de volgende keer’). De gekwalificeerden wacht via dezelfde gang een speciale kamer, waar ze voor het oog van de verliezers alvast hartelijk worden gefeliciteerd. Het is een sterke passage over het absolute van verliezen en dromen die binnen een paar lange minuten uiteenspatten.

Toch heeft die gezwollenheid ook een keerzijde. Zo zijn de dialogen nogal kort aangelijnd, worden er talloze vragen in het luchtledige gesteld en bevatten veel hoofdstukken een overvloed aan citaten. Met deze gewichtige toon bereikt Koeleman in zekere zin het omgekeerde van wat hij als schrijver zal beogen.

Literair gezien zijn er twee soorten sporters: goede en slechte. Goede sporters bekwamen zich in een afstand of discipline omdat ze er mentaal beter van hopen te worden of omdat ze iets te verbergen hebben. Sport is het antwoord op bijvoorbeeld een trauma, oorlogsleed of armoede en kan een middel zijn om persoonlijke demonen te temmen. Een lezer is bij zijn personage betrokken omdat hij zijn of haar lijden wil begrijpen, omdat hij met de hoofdpersonen wil mede-lijden.
Slechte sporters sporten enkel en alleen om de sport, met als doel het behalen van zoveel mogelijk prijzen. Slechte sporters presteren literair altijd ondermaats omdat ze niets te vertellen hebben – niets wat de lezer herkent of appelleert aan zijn eigen innerlijke beginselen.

Ik vind het een prestatie dat de schrijver ons zo nauwgezet confronteert met de maniakale en egocentrische leefwereld van een topsporter, maar anderzijds maakt Koeleman maar mondjesmaat duidelijk wat zijn diepste motivatie is om zijn lichaam zo te terroriseren. Slechts twee pagina’s schrijft hij over zijn veronderstelde gebrek aan meedogenloosheid en het belang van dromen, een gevolg van enerzijds de harde conflicten tussen zijn ouders en anderzijds zijn zwakke kinderlongen. Maar dan ben ik al op pagina 194 en heb ik wel respect voor de atleet gekregen, maar geen medelijden. Ik denk dan wat ik meestal van topsporters denk: ze reizen gratis de hele wereld over, slapen in dure hotels en trainen lekker in het bos als anderen in de file staan. Koeleman is beslist geen slechte sporter, maar net als in de perfect gelopen steeple geldt ook in de schrijverij: less is more.

Jaap Krol

Hans Koeleman – Olympiërs. De Arbeiderspers, Amsterdam. 254 blz. € 18,99.