Literatuurwetenschap

Sinds vorige week woedt er een discussie over literatuurwetenschap, aangezwengeld door filosoof Sebastien Valkenberg in de Volkskrant. Hij vond de onderzoeken onleesbaar en erger nog: politiek correct. Daarvoor citeerde hij een paar stukken van wetenschappers bij de UvA. Onderzoek naar literatuur komt volgens Valkenberg tegenwoordig neer op ‘ga na hoeveel vrouwen/gekleurde personages/homoseksuelen of andersoortige minderheden erin voorkomen’.

Ik heb altijd opgekeken naar universitaire collega’s die jaren van hun leven geven aan onderzoek. Daar kan ik als doodgewone hogeschooldocent met enige bewondering naar kijken. Ze proberen me op mijn werk ook wel eens om me een promotietraject in te krijgen, maar ik schrijf liever een roman of journalistieke stukken over literatuur. Literatuurwetenschap is overigens veel meer dan de karikatuur die Valkenberg ervan geeft en die in columns en artikelen daarna werd herhaald door anderen. Jamal Ouariachi schreef een positief stuk in Vrij Nederland ter verdediging van de wetenschappers:

Elk jaar weer produceren literatuurwetenschappers uitstekende en over het algemeen zeer leesbare schrijversbiografieën. Ze bezorgen zorgvuldig geresearchte en geannoteerde edities van het verzameld werk van overleden grootheden. Ze werken jaar na jaar de literatuurgeschiedenis bij. En daarnaast geven ze soms voor een breed publiek, in non-fictiewerken, hun visie op literatuur in het algemeen of een specifieke stroming of ontwikkeling of thematiek in het bijzonder.

Bovendien ben ik erg voor onderzoek naar machtsstructuren in boeken waar Valkenberg zo op afgeeft. Zo ben ik dankzij onderzoek van literatuurwetenschappers heel anders gaan aankijken tegen literatuur over onze koloniën.

Op dit moment lees ik Sprekend kritiek van literatuurwetenschapper Jeroen Dera over literatuurkritiek op de radio voor de Tweede Wereldoorlog en televisieprogramma’s over literatuur tot 1975. Dera heeft honderden feitjes boven water gehaald en in schema’s gezet, waardoor mijn beeld over de vooroorlogse literatuur nog completer wordt. Zo laat hij prachtig zien welke schrijvers in die zwaar verzuilde tijd het meest besproken werden voor de radio. Bij de liberaal-conservatieve AVRO zijn dat Arthur van Schendel en Herman de Man, bij de protestants-christelijke NCRV ook Arthur van Schendel en daarnaast J.H. Eekhout, bij de roomse KRO Antoon Coolen en Anton van Duinkerken en bij de socialistische VARA Willem van Iependaal en A.M. de Jong. Iedere zuil zijn eigen boeken en besprekers. Dera onderzoekt ook wie de boeken uitzoekt, wie er spreekt voor de radio, welke invloed die praatjes hadden en ik vind dat allemaal ongelooflijk fascinerend. Wat voor een autoliefhebber een bezoekje aan de AutoRai betekent, is voor mij het lezen van een goed literatuuronderzoek: het verbreedt je kennis. Dat is nog nooit gebeurd met een stuk van Sebastien Valkenberg.

Coen Peppelenbos

(foto: Karel van het Reve door Koch, Eric / Anefo, CC0 1.0)

Deze column stond eerder in een iets kortere versie in Leeuwarder Courant en het Dagblad van het Noorden op 26 augustus 2017.