Onwaarschijnlijk, maar vermakelijk

Ik kan niet anders zeggen dan dat ik me met de debuutroman van Henk Rijks, De kostwinner, kostelijk heb vermaakt, hoe onwaarschijnlijk het verhaal ook is. Zelfs de rammelende en enigszins teleurstellende plot kon mijn plezier in het boek niet bederven. Dat is volledig te danken aan de vaart die Rijks het boek lang heeft weten vast te houden en de humor waarmee hij de geschiedenis van Tonk van Lexmond heeft doorspekt. Het verhaal bevat hilarische passages die soms nog vilein uitpakken ook als de schrijver bekende Nederlanders nauwelijks vermomd in het verhaal betrekt.

Vlijmscherp is Henk Rijks ook bij het beschrijven van de managerscultuur. Tonk werkt op een bank. Dagelijks ziet hij miljoenen over zijn scherm gaan. Hij geniet een mooi salaris en rijdt in een leasebak. ‘Ik geloof dat, nee, ik weet zeker dat ik goed was in mijn vak,’ zegt Tonk. Af en toe zijn klanten iets toewerpen, behoort tot zijn vaste strategie.

Zo maakte hij de accountmanager van Ahold blij door hem erop te attenderen dat er door afrondingsverschillen minder dan een kwart cent per betaling te veel werd betaald. Toen dezelfde accountmanager Tonks baas werd, nam deze hem juist kwalijk dat hij zijn klanten op het feilen van de bank wees. Rijks laat overtuigend zien hoe managers hun eigen onkunde en onmacht verbloemen met citaten uit slecht vertaalde boeken van Amerikaanse, zelfbenoemde goeroes. Ze likken naar boven en schoppen naar onder; hoe harder zij zelf door hun ‘direct leidinggevenden’ worden afgerekend, hoe harder zij oordelen over hun eigen medewerkers.

Toch is de schrik groot als Tonk te verstaan krijgt dat hij moet opstappen en wel onmiddellijk. Weg mooi salaris, weg lekkere auto – en dat net nu de Lexmondjes vanuit de stad zijn verhuisd naar een groot huis op het platteland. In een op het erf geplaatste zeecontainer worden de meubels opgeslagen zolang de verbouwing duurt.

Deze container bezorgt Tonk van Lexmond een nieuw bestaan. Als hij er zijn werkkamer van wil maken en in de wand een gat zaagt voor een venster, stuit hij op een gigantische hoeveelheid onversneden cocaïne, naar schatting zo’n zeshonderd kilo met een straatwaarde van zeg twaalf miljoen euro.

Van Lexmond bedenkt een businessplan, definieert zijn doelgroep en begint zijn lucratieve handel – zonder overigens er iemand in te kennen.

Dat die container, oranje gekleurd, jarenlang onopgemerkt in een tuin op het platteland kan staan, is al onwaarschijnlijk. Nog onwaarschijnlijker is dat, als je de in de dubbele wand verstopte lading in aanmerking neemt. Wordt die door niemand gemist? Het verhaal doet in hoofdlijnen denken aan films als A simple plan, Shallow grave en No country for old men, waarin de hoofdpersonages per ongeluk fikse hoeveelheden geld vinden die ogenschijnlijk aan niemand toebehoren. Wat is er nu eenvoudiger dan het in omloop brengen van ‘eerlijk gevonden’ geld? Toch loopt geen van genoemde films goed af.

Hoe anders vergaat het Van Lexmond, die veel meer moeite moet doen om zijn handelswaar te gelde te maken. Denk aan het versnijden, het verpakken in eengramswikkels en het bezorgen van het spul op de voornaamste adressen en bij de vreemdste gelegenheden. Hoewel Tonk alleen zaken doet via internet en mobiele telefoon (met geblokkeerde nummerherkenning, neem ik aan), is het moeilijk te geloven dat hij zolang onopgemerkt kan blijven. Zijn klanten weten hem snel te vinden, maar politie en de eigenaar van de cocaïne laten het afweten, terwijl Tonks afzetgebied niet groter is dan de betere postcodegebieden van Amsterdam.

Juist als Tonk zijn ‘zaak’ van de hand heeft gedaan, lijkt het mis te gaan. Wat volgt is de onwaarschijnlijke plot die al in de proloog was aangekondigd, maar die dit debuut niet minder onderhoudend en amusant maakt.

Frank van Dijl

Henk Rijks – De kostwinner. Contact.

Deze recensie werd eerder gepubliceerd in HP | De Tijd van 7 augustus 2010.