Hartkloppingen

Een van mijn eerste stukken hier op Tzum, zo’n vijf jaar geleden, ging over Fernando Pessoa, een van mijn grootste literaire helden, en ik kan het me niet meer precies herinneren maar er was achter de schermen (lees: redactie) discussie over de vraag of de opmerking dat ik ‘hartkloppingen kreeg’ erin moest blijven. De personen die me een beetje kennen, kennen mijn eigenwijsheid en ik vond dus van wel. Die zin is uiteindelijk volgens mij niet gesneuveld – ik ga het niet verifiëren, want zoals eerder gezegd heb ik moeite met het teruglezen van eigen werk. Vooral mijn vroege kritische werk; bij Underground werd het stukken beter. Ik zal er echter wel aan moeten geloven om ouder werk te lezen, want er is een nieuw deel in de Tzum-reeks van mijn hand op komst (medio 2019) en deze zomer moet ik me door mijn brieven aan dode auteurs worstelen. Ach, misschien valt het mee, het zijn er ook niet al teveel.

Overigens moet ik daarvoor honderd voorintekenaren verzamelen, want voor Coen Peppelenbos en Peter ten Hoor, mijn uitgevers, is uitgeven vooral liefdewerk, dat wil zeggen een werk dat duur wordt betaald, en er moet dus enige garantie op afname zijn. Dat lijkt me een buitengewoon realistische inschatting als het gaat om mijn werk, want Viva l’Italia was nu niet echt een doorslaand succes te noemen, kritisch en verkooptechnisch. Alleen een paar intimi en een blogger uit Vlaanderen konden het hogelijk waarderen. Voor mij was dat voldoende, want mijn werk valt te beschouwen als een spiegel: als je erin kijkt, zie je jezelf, kom je jezelf tegen, en als je lelijk bent dan zie je uiteraard je lelijkheid weerspiegeld. Vanaf vandaag kan men zich bij me aanmelden: vandersluis.johannes@gmail.com. Die eerste honderd exemplaren zal ik uiteraard graag signeren en desgewenst voorzien van een opdracht. Bij de presentatie van Viva l’Italia kochten mijn lieve ouders een deel van de oplage op, dus ik zou zeggen: als je het wilt, wees er als de kippen bij, want ik signeer alleen de eerste honderd exemplaren.

Na vijf jaar verhitten mijn gemoederen zich bij het lezen van goed proza nog steeds, steeds meer beter gezegd, maar het was een tijdje geleden dat ik écht hartkloppingen kreeg. Dat gebeurde bij het lezen van het eerste deel ‘Solus ad solam’ van d’Annunzio’s Schoonheid van de nacht in de Privé-Domeinserie. Een voorbeeldige uitgave, maar het werd me even teveel in het eerste deel. Waarom precies moet ironischerwijs misschien privé blijven, maar na dat eerste deel kon ik echt niet meer. Gelukkig was het hier al goed besproken door Koen Schouwenburg en dus kan de uitgever, beter gezegd, degene die verantwoordelijk is voor de promotie, daar een quote uit puren. In zijn goede stuk in de Volkskrant noemde Joris van Casteren Il Vate (‘De Dichter’) een ‘lul van een vent’ maar ook iemand die, ik parafraseer, de sterren van de hemel schreef. Ironisch en wellicht terecht, dat ‘lul van een vent’, vanwege zijn libido, dat net als bij Arthur Schnitzler ‘Casanova-achtige’ proporties aannam, maar hoe groter de geest, hoe groter het beest, nietwaar?

In zijn erudiete én hilarische stuk in De Groene Amsterdammer op Valentijnsdag schreef Merijn de Boer – ik zou zijn fictie eens moeten lezen, want als dat net zo goed is als zijn kritische werk, dan staat me nog wat te wachten – dat d’Annunzio zijn bestaan tot kunst verhief en dat hij dat onder meer deed door het versieren van vrouwen, ‘bij voorkeur markiezinnen, prinsessen en actrices, die opvallend genoeg vervolgens vaak in een gekkenhuis belandden, aan de morfine verslaafd raakten of zelfmoord probeerden te plegen’, aldus De Boer. Hoe meer ik over d’Annunzio las, hoe meer ik me kon herkennen in deze ‘lul’, want ook al heb ik weinig vrouwen versierd in mijn leven, in mijn brieven heb ik ook kunst gemaakt van mijn leven en een van mijn exen, weliswaar geen markiezin, prinses of actrice, voor zover ik weet, heeft een burnout gekregen.

D’Annunzio was verslaafd aan cocaïne en had ook een grote liefde voor paarden, hazewindhonden en sieraden, aldus De Boer. Net als Guus Bauer hier op Tzum ben ik uitsluitend aan letters, aan boeken, aan papier verslaafd. Ik doe het niet graag, maar ik moet Van Casteren corrigeren: ik denk dat d’Annunzio geen lul was, maar dat zijn liefde te groot was om door de vrouwen op deze aarde gedragen te worden. Ook Merijn de Boer, en ik doe het weer met tegenzin, moet worden gecorrigeerd. Het klopt inderdaad dat d’Annunzio lijkt te zwelgen in zelfmedelijden, zijn liefde lijkt narcisme, maar het is niet waar dat het vanaf het middendeel minder ‘meeslepend en hartstochtelijk’ is geschreven, en het verhaal eromheen is, hoe intrigerend ook, niet ‘boeiender dan de tekst’ zelf. Het tweede deel van de bundel, Nocturne, zal ik misschien lezen in Venetië, waar een blinde d’Annunzio het optekende, maar ik weet het nog niet zeker, want ik voorzie nieuwe hartkloppingen.

Johannes van der Sluis

Gabriele d’Annunzio – De schoonheid van de nacht. Vertaald, ingeleid en van noten voorzien door Jan van der Haar. De arbeiderspers, Amsterdam. 480 blz. € 29,99.

(Afbeelding: Wikimedia commons)