De rigor mortis werkt aanstekelijk

‘Het stuk taart kun je ontwijken maar de vuist niet.’ Het is een smakelijke kaakslag waarmee de Vlaming Bert Moerman (1987) zijn debuutroman begint. De hoofdpersoon gaat in dit korte proloogje tegen de vlakte, op een begrafenis nog wel, wat hem doet beseffen dat hij leeft. Niet dat het iets uitmaakt luidt de weinig urgente titel van Moermans roman, die is genomineerd voor De Bronzen Uil voor het beste debuut die zaterdag wordt uitgereikt. Het klinkt een beetje alsof de auteur zich bij voorbaat verontschuldigt – en dat is nergens voor nodig.

Na de rake klap van de opening volgt een hoofdstukje dat ‘De onvermijdelijkheid van de realiteit’ heet. De naamloze hoofdpersoon (door de schrijver aangesproken met ‘je’) reflecteert hierin op de eigenaardigheid dat het ‘ontzettend logisch’ is ‘dat alles is gelopen zoals het is gelopen,’ maar dat tegelijkertijd niemand had kunnen voorspellen dát het zo zou lopen. Neem alleen al zijn eigen leven, lijkt hij te willen zeggen: haast zonder dat hij er erg in heeft wordt hij redacteur bij een uitgeverij, gaat hij samenwonen met een meisje op wie hij eigenlijk niet verliefd is, raakt hij verzeild in een affaire met een presentatrice van ‘literaire non-events’. Hij lette even niet op. Het gebeurde gewoon. Niet dat het iets uitmaakt. Al maakt het natuurlijk wél iets uit.

Daarbij grossiert Moerman in puntige oneliners. ‘Bewegen helpt niet, maar stilstaan maakt het erger.’ De hoofdpersoon heeft een vriend die Francis heet en die er literaire ambities op nahoudt: ‘Hij had nog niets geschreven, maar was al wel schrijver,’ is de tamelijke dodelijke karakterisering. Erg empathisch is de hoofdpersoon niet aangelegd, maar wanneer de grootmoeder van zijn vriendin Sarah komt te overlijden gaat hij wel mee naar de begrafenis:

Je legde een hand op Sarahs rechterbeen. Ze droeg een zwart jurkje, dat ze deze week speciaal voor de begrafenis had gekocht. Het was eigenlijk iets te sexy voor deze gebeurtenis, maar dat had je niet erg gevonden. Haar benen werden omspannen door de zwarte stof en waren keurig naast elkaar geplaatst. Haar voeten wezen lichtjes naar links. Ze had er zelden zo mooi uitgezien. Verdriet stond haar beeldig. Je sloeg de benen over elkaar voor het geval er iets gemaskeerd diende te worden. De rigor mortis werkte aanstekelijk. Het leven ging verder. Niet iedereen is dood op een begrafenis.

Dit associërende gekeuvel is typisch. Soms stuit je op een verrassend beeld of een spitse uitspraak. Drie keer ‘been’ in een alinea hoort een beetje bij de stijl. De verteltrant schept wel afstand tot de personages, zodat je als lezer niet werkelijk betrokken raakt bij hun problemen, en het relativisme wordt wat voorspelbaar. Maar de humor overheerst en het verhaal is enerverend genoeg om bij de les te blijven.

Met zijdelingse tussenzinnetjes (‘Maar dat wist je nog niet.’) preludeert Moerman veelvuldig op de aanstaande apotheose. Zo laadt hij de verwachtingen kundig op, terwijl hij zijn handen vrijhoudt om de kennismakingshoofdstukken op een prettige manier te laten kabbelen. Francis heeft een vaste relatie en schippert voortdurend tussen ‘een soort tevredenheid met wat hij had’ en ‘een wanhopig smachten naar meer spektakel, spanning en passie.’ In dat krachtenveld zal de hoofdpersoon zelf natuurlijk ook terechtkomen.

‘Op macroniveau boterde het wel tussen jou en Sarah,’ constateert hij. Maar na de begrafenis van Sarahs grootmoeder vindt hij haar verdriet overdreven, wat hij nogal horkerig laat blijken. De twee gaan nog wel samen naar New York, maar hun verhouding is duidelijk een aflopende zaak. Het pleit voor Moerman dat hij wegstuurt van realistisch relatiedrama door een weinig subtiel maar wel effectief explosief onder de handeling te plaatsen: van Sarahs hypochondrische en steenrijke vader krijgen ze een koffertje met een miljoen euro. Dat kan natuurlijk niet goed gaan en dat gaat ook niet goed.

Het jij-perspectief houdt Moerman het hele boek vol. Daardoor lijkt het alsof de hoofdpersoon zichzelf vertelt wat hem allemaal is overkomen. In combinatie met de disclaimer voorin het boek (‘Dit is een waargebeurd verhaal’) en de overeenkomsten in de levensloop van hoofdpersoon en schrijver krijg je door die vertrouwelijke verteltoon de indruk in een autobiografisch verhaal te zijn beland.

De keuze voor zo’n ongewoon vertelperspectief kan nogal geforceerd uitpakken – dan wordt het een toontje, een maniertje. Moerman vermijdt die valkuil en wekt nergens de indruk zijn boek in een dwangbuis te hebben gecomponeerd. Sterker, hij houdt de vaart erin en komt vaak geestig uit de hoek, met korte, gepeperde zinnetjes. Van de weerzin jegens ironie die onder vakbroeders van zijn generatie en vogue is moet Moerman kennelijk niks hebben: ‘Je ziet er geëmotioneerd uit. Je bent het waarschijnlijk zelfs ook,’ denkt de hoofdpersoon bij een blik in de spiegel, wanneer de toestand gierend uit de klauwen is gelopen.

De hoofdpersoon ensceneert zijn eigen verdwijning, maar net als hij in New York aan zijn nieuw verworven vrijheid wil gaan snuffelen krijgt hij een bericht dat hem dwingt naar België terug te keren en zijn welverdiende kaakstoot in ontvangst te nemen. De zaken blijken toch wat anders te liggen dan hij dacht. Terwijl hij druk bezig was met zichzelf zag hij over het hoofd wat er in zijn leven speelde.

Niet dat het iets uitmaakt raakt aan een aantal grote thema’s, maar behoudt door de stijl en de accelererende plot een aangename lichtvoetigheid. Moerman heeft bovendien nog een verrassing in petto, die je door alle verwikkelingen amper ziet aankomen. Een vuistslag is de roman uiteindelijk niet, maar wel een smakelijk stuk taart.

Joep Stapel

Bert Moerman – Niet dat het iets uitmaakt. Polis, Antwerpen. 208 blz. € 19,99.