Subsidieschaamte

Dat het leven in mijn gedachten een aaneenschakeling vormt van gênante momenten in plaats van glorieuze gebeurtenissen heeft vooral te maken met mijn Sallandse achtergrond. Onze familie onthoudt een klein foutje jarenlang en weet dat op de goede momenten, zeg het kerstdiner, weer boven tafel te halen. Zo moet mijn schoonzus nog elk jaar horen dat ze dertig jaar geleden de roomboter abusievelijk in de koelkast heeft gezet en herdenken we ook nog elk jaar dat mijn opa en oma stad en land zijn afgereisd om een ‘homotrainer’ te kopen. Wij Sallanders bestaan om fouten te voorkomen. Een van mijn fouten, ik heb een ruime keus voorhanden, bestond eruit dat ik mij bij het arbeidsbureau heb ingeschreven als werkzoekende toen ik voor vier dagen was aangenomen bij een school. Ik had nog een dag over, dacht ik, en was dus voor een dag werkeloos. Ik verkeerde in de veronderstelling dat je voor 100 procent moest werken en dat er anders sancties zouden volgen. ‘Dat is heel ongebruikelijk,’ zei de dame van het arbeidsbureau, maar als ik erop stond, dan wilde ze me wel inschrijven.

Ik heb nooit een beurs aangevraagd bij het Letterenfonds. Er zijn genoeg schrijvers die naast hun baan een oeuvre konden opbouwen en waarom zou ik daar niet toe horen? Voor Tzum hebben we, toen het nog op papier verscheen, twee keer een poging gedaan om een subsidie te krijgen. De eerste keer werd die afgewezen omdat er te veel onbekende namen in stonden, de tweede keer werd die afgewezen omdat we ons te veel lieten leiden door bekende namen. Later heb ik nog wel eens gepolst of we voor de website iets konden aanvragen, maar die gedachte alleen al werd weggewoven. Blijkbaar drukken wij steeds op de verkeerde knop (of zijn we veel te slecht).

Dat andere schrijvers of literaire tijdschriften tienduizenden euro’s ontvangen, ook voor hun websites, verbaast me weleens. Enige jaloezie op hun vaardigheid om de goede verzoeken te kunnen schrijven is mij niet vreemd, maar het is hen van harte gegund. Ook schrijvers, die dankzij een beurs in het werk worden gesteld om een deel van het jaar aan een bundel of een roman te werken, krijgen van ons applaus mee. Sterker nog, bij de medewerkers van Tzum zitten diverse critici die regelmatig als adviseur voor het Letterenfonds worden ingeschakeld (en Victor Schiferli werkt er zelfs). Ik heb zelf in het verleden ook een keer of drie, vier adviezen gegeven en eraan meegeholpen dat schrijvers een beurs kregen. Ik heb de indruk dat die schrijverssubsidies altijd heel overwogen worden toegekend, juist omdat de beslissingen niet aan één of twee individuen worden overgelaten maar aan een roulerende groep mensen.

Deze week publiceerde Ton van ’t Hof een lijst van dichters die de afgelopen tien jaar een subsidie hebben gekregen. Ik maakte er op Tzum een berichtje over. Wat mij vooral opviel was dat het merendeel van de dichters jarenlang moest teren op een beurs. Je wordt wel gedwongen om rijk te trouwen, een bijbaan te hebben of veel op te treden om een beetje rond te kunnen komen. Zelfs van de man die bovenaan de lijst stond, Pieter Boskma met 145.000 euro, kun je nauwelijks zeggen dat hij een topinkomen heeft, laat staan dat hij de Balkenendenorm haalt (zelfs niet als je de tien jaar bij elkaar optelt). Ik heb geen moeite met schrijvers en dichters die een flinke beurs krijgen in vergelijking met presentatoren en radio-dj’s die uit de publieke middelen tonnen per jaar opmaken. Per jaar!

Op Tzum en op onze Facebookpagina reageerden schrijvers en vertalers. Jan van Mersbergen schreef: ‘Negatief bedoeld of niet, iedere berichtgeving over het subsidiestelsel pakt negatief uit.’ Vertaalster Kiki Coumans voegde eraan toe: ‘Wat als dit soort berichten worden opgepikt door minder genuanceerde types als de Geenstijlers…?’ Ja, wat dan nog? Blijkbaar heeft iedereen een beetje last van subsidieschaamte. Alsof het eigenlijk fout is om geld te krijgen, alsof je eigenlijk geen beurs behoort te ontvangen. Daar moeten we eens verandering in aanbrengen. Ik zou de eerste schrijver wel verwelkomen die trots op Facebook vermeldt dat hij een beurs van 30.000 euro heeft gekregen. Een beurs is geen werklozenuitkering, maar een werkopdracht, toegekend door mensen die vertrouwen in je hebben. De vlag kan uit.

Coen Peppelenbos