Een fuck you! naar de wereld

Het mythologische wezen de minotaurus heeft de kop van een stier en het lichaam van een man. Zijn moeder voedt hem met mensenvlees en als hij te gevaarlijk is geworden wordt hij opgesloten in een labyrint. Af en toe wordt er een kind het labyrint in gedreven om zijn honger te stillen. In Vallen is als vliegen kiest Manon Uphoff een literaire benadering om het autobiografische gegeven van seksueel misbruik binnen het gezin te beschrijven.

De hoofdpersoon MM (of ‘ondergetekende’) daalt af in het labyrint van haar geheugen. De directe aanleiding is de dood van haar oudere zus, die uitgehongerd, van een trap viel en verdere medische behandeling weigerde. ‘Tot op de dag van vandaag weet ik niet of Hennes levenseinde haar capitulatie of wraak was. Een fuck you! naar de wereld, zoals een opgestoken middelvinger.’ De vaderfiguur, de minotaurus, is de tweede man van de moeder van ‘ondergetekende’. Uit haar eerdere huwelijk kwamen twee dochters mee en daar kwamen nog zes kinderen bij in het nieuwe huwelijk. De meisjes worden al vanaf zeer jonge leeftijd seksueel misbruikt. Dat is het vlees voor deze minotaurus. HEHH wordt hij ook wel genoemd (Henri Elias Henrikus Holbein) een afkorting die doet denken aan HhhH (Himmlers hersens heten Heydrich) het boek van Laurent Binet.

Uphoff vertelt het verhaal niet rechttoe rechtaan, maar strooit haar informatie in brokken door het boek op een sarcastische toon die innerlijke woede verraadt. De onderlinge verhoudingen binnen het gezin worden genadeloos blootgelegd. De leuke dingen die binnen het gezin plaatsvonden, Uphoff gebruikt een paar keer een opsomming van herkenbare, mooie jeugdherinneringen, komen te staan naast de duistere kanten binnen het gezin die vaak letterlijk in het donker plaatsvinden. De fijne herinneringen worden daardoor voor altijd besmeurd. Misschien is dat wel het heftigste wat je je realiseert bij lezing: dat er geen onbevangen jeugdherinneringen meer over zijn. Dat je de rest van je leven die last van een kapotgemaakte jeugd meetorst. Tegelijkertijd weigert de hoofdpersoon een slachtoffer te zijn.

Godallemachtig, zijn ze niet saai en stomvervelend, de slachtoffers? Met hun gejeremieer… hun bizarre verdrijvingsrituelen en antieke angsten die nooit helemaal verdwijnen?

Maar ook de schrijfster heeft een verdrijvingsritueel nodig. In het laatste hoofdstuk ‘Heksensabbat (grandguignol)’ wordt de vader, al meer dan tien jaar dood, in groteske fictieve sessie door de zussen opnieuw kapotgemaakt. ‘Het liefst zouden ze uit elkaar trekken en scheuren tot trekken en scheuren niet langer uit te voeren handelingen zijn en er geen structuur meer over is.’ Eerder in dit boek vertelt de hoofdpersoon dat zij op tienjarige leeftijd een boek kreeg van haar vader de eerste echte kennismaking met de literatuur. Het boek vormt geen ontsnapping, eerder een bevestiging.

Begeerte, ziekte, honger, dood, geweld, armoede, gebrek… tal van griezelige angstaanjagende zaken, pure overlevingsdrift (en strategie), alles kwam bij Andersen voorbij, zoals alles ook in ons Holbein-huis voorbijkwam en voorbij zou blijven komen.

Daar ligt ook de kiem voor deze wraakoefening in fictie. Soms moet dat om zelf te kunnen overleven. De vader wordt in woorden kaltgestellt.

Je moet even op adem komen als je Vallen is als vliegen uit hebt.

Coen Peppelenbos

Manon Uphoff – Vallen is als vliegen. Querido, Amsterdam. 192 blz. € 18,99.

Deze recensie stond eerder in een iets kortere versie in de Leeuwarder Courant en het Dagblad van het Noorden op 29 maart 2019.