Een schrijver moet authentiek overkomen

Het kan geen literatuurliefhebber zijn ontgaan dat Peter Buwalda een nieuwe roman heeft geschreven. In NRC Handelsblad werd hij geïnterviewd over Otmars zonen, een boek waarin vader-zoon-relaties een belangrijke rol spelen. Jannetje Koelewijn vraagt onder meer: ‘Je biologische vader is vertrokken toen je vijf was en je laat het in interviews voorkomen alsof je daar geen herinneringen aan hebt.’

Wie met een nieuw boek komt, moet niet alleen kunnen vertellen over de manier waarop hij zijn roman in elkaar heeft gezet, maar ook bereid zijn om zijn eigen levensverhaal in te zetten voor de verkoop van zijn boek. Buwalda sputtert in het interview nog wel wat tegen door te zeggen dat hij ‘doorleefde thema’s’ gebruikt: ‘Dat is gewoon handig, dan hoef ik niet alles te verzinnen. Daar zit niets therapeutisch bij, dat weet ik honderd procent zeker.’ Toch vertelt ook hij uitgebreid over zijn jeugd en zijn verhouding tot zijn vader.

Dit soort interviews, je kunt ze in alle kranten en in elk tijdschrift vinden, valt in een patroon volgens literatuurwetenschapper Sander Bax. In zijn bijzonder boeiende en voor een wetenschapper uiterst leesbare studie De literatuur draait door – De schrijver in het mediatijdperk onderzoekt Bax hoe in de media bericht wordt over literatuur en dat als gevolg daarvan er een andere opvatting lijkt te komen over wat goede literatuur is. De schrijvers gaan mee in die verandering.

Een schrijver in de eenentwintigste eeuw moet allereerst zijn eigen succes benadrukken. Vroeger was het schermen met verkoopcijfers een beetje verdacht. Dat Jan Cremer in 1964 op Ik, Jan Cremer de kreet ‘de onverbiddelijke bestseller’ liet meedrukken en de verkochte hoeveelheden bij elke nieuwe druk, was in zijn tijd nog een rebelse daad. Nu is het gebruikelijk om te schermen met oplagecijfers, literaire prijzen, verfilmingen en vertalingen. Bax beschrijft enigszins vermakelijk hoe Kluun trots is op zijn verkoopsucces maar aan de andere kant ook credits wil hebben voor de manier waarop hij mensen aan het lezen van ‘serieuze’ literatuur krijgt. Dat deed hij bijvoorbeeld door met Nightwriters op te treden, een uiteenlopende groep schrijvers, van Saskia Noort tot Tommy Wieringa. Daarmee organiseerde hij zelf een brug tussen de massaliteratuur en de high brow-literatuur. Maar hij deed het ook door de roman Haantjes te enten op de literaire klassieker Kaas van Willem Elsschot. Hoeveel boeken je ook verkoopt, een schrijver wil blijkbaar nog steeds dat zijn werk serieus genomen wordt.

Hoge verkoopcijfers genereren meer aandacht in de van oudsher serieuze literatuurkritiek. De toenmalige literatuurcriticus Arjen Fortuin schreef in NRC Handelsblad over het ‘K2-duel’ tussen Kluun (die een eerste druk van 80.000 exemplaren had bij Haantjes) en Koch (die dat aantal topte met 100.000 exemplaren voor de eerste druk van Zomerhuis met zwembad), waarbij de criticus wel opmerkt dat de auteurs uit verschillende werelden komen ‘Koch uit die van de Kunst, Kluun uit die van de Kitsch.’

Naast succesverhalen is het ook goed dat een schrijver zijn eigen leven onderdeel maakt van de mediacampagne. Vorig jaar ging dat grandioos mis toen Oscar van den Boogaard vooral over de inhoud en de constructie van zijn roman Kindsoldaat wilde vertellen, terwijl Eva Jinek de vraag spannender vond of Van den Boogaard een zoon was van Prins Bernhard. Botsende werelden. (In het door De Telegraaf bewerkte filmpje hierboven zijn alle passages verwijderd waarin Van den Boogaard iets probeert te zeggen over constructie van de roman.) Je moet, net als Peter Buwalda deed, voor de vorm wat tegensputteren, maar dan meegaan in het verhaal dat men van je horen wil. Bax laat dat onder meer zien aan de hand van een optreden van A.F.Th. van der Heijden in College Tour. Het is het eerste publieke optreden na de dood van zijn zoon en de schrijver benadrukt in eerste instantie nog de literaire constructie van zijn ‘requimroman’ Tonio, maar lang kan hij dat niet volhouden. Een schrijver moet integer en authentiek overkomen en het format van het programma dwingt Van der Heijden al heel snel mee te gaan in ‘het frame door ook zelf de nadruk te leggen op voelen en ervaren.’ Bij zo’n heftig onderwerp ligt dat voor de hand, maar Bax constateert het ook bij andere boeken. Bij een schrijver als Ilja Leonard Pfeijffer is die vermenging van zijn persoonlijke leven in Genua en hoofdpersonage in zijn eigen romans haast onontwarbaar geworden. De schrijver heeft zijn eigen mythe gecreëerd en de media volgen hem daarin.

Vorige week werd het boek van Bax in de Volkskrant besproken door de ombudsman en de voormalige tv-criticus van de Volkskrant Jean-Pierre Geelen. Een wat malicieuze bespreking, want je merkt meteen dat je door selectief citeren een foute conclusie kunt trekken. Juist van Geelen verwacht je beter. Geelen schrijft:

Zo koos Ilja Leonard Pfeijffer volgens hem ‘zorgvuldig en bewust’ de Italiaanse stad Genua als domicilie, om haar te vereeuwigen in zijn roman La Superba en vervolgens ook nog eens het brievenboek Brieven uit Genua te publiceren.

Het klinkt als een uitgekiende mediastrategie (Bax spreekt zelfs van een ‘Genua-mythe’): Pfeijffer verhuisde alleen maar naar Italië om de verkoop van zijn boeken op te stuwen. Zou het echt?

Nee, dat zou niet echt, want dat schrijft Bax helemaal niet. Bax heeft het over interviews met schrijvers, waarbij de schrijvers als een personage beschreven worden in een narratieve structuur en schrijft dan:

Hoe dit mechanisme werkt, zien we nergens beter dan in de beeldvorming van het schrijverschap van Ilja Leonard Pfeijffer, waar ik later uitgebreider op terug zal komen.
Door de Italiaanse stad Genua als domicilie te kiezen, door haar te vereeuwigen in zijn roman La Superba en vervolgens ook nog eens het brievenboek Brieven uit Genua te publiceren, creëerde Pfeijffer zorgvuldig en bewust zijn schrijversimage.

Bax beschrijft iets wat na elkaar gebeurde (hij zou ook nog De filosofie van de heuvel kunnen noemen en Grand Hotel Europa), maar hij impliceert nergens dat Pfeijffer naar Genua verhuisde om meer te gaan verdienen. Wel, en dat werkt Bax in een apart hoofdstuk uit, hoe Genua een onderdeel wordt van de schrijversmythe rond Pfeijffer en ook hoe de sociale verhoudingen binnen de stad de politieke stellingname van Pfeijffer bepaalt.

De stem van de schrijver in het politieke debat is het derde onderdeel van dit boek, waarbij Bax opmerkt dat de media het meest oog hebben voor de extreme standpunten. Polemiek zorgt voor publiek. Naar bedachtzame standpunten die in het midden liggen is beduidend minder vraag. Hij laat dat bijvoorbeeld zien aan de hand van de politieke positiebepalingen van Leon de Winter en Tom Lanoye; twee schrijvers die overigens tot twee totaal verschillende kampen behoren.

De literatuur draait door staat bol van uitgewerkte voorbeelden uit de recensie- en interviewpraktijk met als gevolg dat je daarna geen artikel meer kunt lezen of zien zonder de mediastrategie daarachter te herkennen. Alleen daarom is het al een zeer verhelderend boek.

Coen Peppelenbos

Sander Bax – De literatuur draait door – De schrijver in het mediatijdperk. Prometheus, Amsterdam. 384 blz. € 25,-.

Deze recensie stond eerder in een verkorte vorm in de Leeuwarder Courant en het Dagblad van het Noorden op 15 maart 2019.