De dood loopt naast ons hij is werkelijk

Het boek van Carl van de Groenlandse schrijfster Naja Marie Aidt is zowel een ode aan haar overleden zoon als een verwerkingsdocument. Carl is op 25-jarige leeftijd overleden en wat de toedracht is, blijkt aan de hand van de vele tekstfragmenten waar het boek uit is opgebouwd: dromen, dagboeknotities, filosofische overdenkingen, gedichten, citaten en daartussendoor het verhaal vanaf het moment dat de moeder via de telefoon hoort dat haar zoon in het ziekenhuis ligt en het niet zal redden.

Het is logisch dat bij een tragisch voorval waarvan de toedracht niet helemaal duidelijk is, bij de achterblijvers continue tal van vragen opkomen: wat is er gebeurd, had het voorkomen kunnen worden, wat waren de laatste woorden van de overledenen, waarom heeft dit moeten gebeuren, had ik het kunnen voorkomen, wat was er van hem geworden als hij niet dood was gegaan, wat is de dood, kom ik hier ooit overheen?

Aidt zoekt troost bij andere schrijvers die ook een dierbare hebben verloren en dat in woorden proberen weer te geven. Zo is Cicero’s dochter overleden en is daardoor zijn schrijfproces op gang gekomen en schreef de Franse auteur Jacques Roubaud over zijn jonge vrouw die overleed:’ik richt me op geen enkele herinnering. ik sta me geen enkele evocatie toe. er is geen plaats die eraan ontsnapt.’

Maar dat lukt dus niet. Juist de herinneringen komen boven aan Carl als kind, als puber, in zijn werk als filmmaker, aan de gesprekken die ze met hem had, het plezier dat hij haar gaf. Ze is verscheurd door pijn, kan niet anders dan de hele tijd aan hem denken. Alleen aan haar zoon die dood is.

VAAK GA IK EEN HELE DAG HET APPARTEMENT NIET UIT IK ZIE DE ZON OPKOMEN EN IK ZIE HEM ONDERGAAN IK ZIT IN HET DONKER IK LEES NIET IK SCHRIJF NIET IK LUISTER NIET NAAR MUZIEK IK DENK MET VERACHTING AAN MENSEN DIE OVER DE DOOD SCHRIJVEN DIE KOKETTEREN MET DE DOOD DE DOOD SCHILDEREN DE DOOD LOOPT NAAST ONS HIJ IS WERKELIJK […]

De typografie wisselt per fragment en ook opmaak van de pagina’s. Daardoor worden de verschillende invalshoeken benadrukt en wordt de lezer er zich nog meer bewust van de chaos die er heerst in het hoofd van de auteur.

In gelijkmatige cursieve gedeeltes wordt daarentegen het moment van het desastreuze telefoontje tot aan het uiteindelijke afscheid in het ziekenhuis verteld. Met veel herhalingen: het ongeloof, het niet willen accepteren komt daar juist mooi in naar boven. Terwijl de andere fragmenten meer gaan over het proberen te accepteren, de dood een plek te geven en te begrijpen, hoe onmogelijk dat ook voor haar is, beschrijft ze hierin wat ze ziet en doet.

Het beademingsapparaat ademt in, ademt uit, Carls borst wordt gevuld met lucht en geleegd, Carls borst rijst en daalt met rustige bewegingen, alsof hij zoetjes slaapt.

Als het verhaal lineair verteld zij zijn, zou de impact anders en wellicht minder groot geweest. De lezer voelt het leed, het onbegrip, de onmacht. Vooral de citaten en ideeën van anderen maken het compleet. De dood van één iemand is uniek, maar staat niet op zichzelf. Bieden die anderen troost, vergroot dat de kans op acceptatie?

Thomése die met Schaduwkind over de dood van zijn dochtertje schreef, schrijft op de achterflap: ‘Mij trof meteen de meerstemmigheid, die kennelijk vaker het gevolg is van een ondraaglijke verlies, dat ook het verlies is van zichzelf: de auteur is in duizend stukjes gevallen.’

Dat is precies hoe het verhaal dat de auteur de lezer voorschotelt is samengesteld: in grote en kleine fragmenten probeert de schrijfster maar één gevoel te omschrijven: het gemis van haar zoon. En is dat is haar op een indrukwekkende wijze gelukt.

Arjen van Meijgaard

Naja Marie Aidt – Het boek van Carl – Querido, Amsterdam. 160 blz. € 18,99.